Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Betwisting van kosten- en ereloonstaat door de rechtsbijstandsverzekeraar
De vrederechter van het kanton Merelbeke heeft zich in zijn vonnis van 24 februari 2009 uitgesproken over de kosten- en ereloonstaat van een advocaat.
De betrokken advocaat heeft voor de politierechtbank te Dendermonde een procedure gevoerd in een zaak van overlading. Na afloop heeft hij een totale kosten- en ereloonstaat opgesteld van 944,60 euro. De rechtsbijstandsverzekeraar betwist zowel de kosten van de briefwisseling als het ereloon en betaalt 620,60 euro.
De vrederechter oordeelt in de eerste plaats dat er geen enkele reden bestaat om het tarief van 10 euro per brief te herleiden tot 9 euro. Vandaag is in de dagelijkse advocatenpraktijk een bedrag van 10 euro per brief aanvaardbaar.
Wat betreft het ereloon van 650 euro, wijst de vrederechter er op dat de vaststelling van het ereloon door een advocaat wordt gekwalificeerd als een bij de wet ingestelde partijbeslissing (artikel 446ter Ger. W.). Dit is de beslissing van een contractpartij aan wie bij wet of bij overeenkomst de bevoegdheid is toegekend om de inhoud van de rechten en plichten van de andere partij te bepalen of te wijzigen. In geval van betwisting is de toetsing van een dergelijke partijbeslissing door de rechter dan ook slechts marginaal, zodat hij het ereloon enkel kan verminderen indien het “kennelijk” overdreven is.
De vrederechter oordeelt dat in casu het ereloon van 650 euro niet “kennelijk” overdreven is en werd vastgesteld met inachtneming van artikel 446ter Ger. W.
Volledigheidshalve wijst de vrederechter er nog op dat de behandelde zaak geen routinezaak betreft, maar een vrij technische zaak van overlading met meerdere partijen. Bovendien heeft de advocaat een zeer gunstig resultaat bekomen.
Tot slot keurt de vrederechter de praktijk af van sommige verzekeringsmaatschappijen die systematisch de ereloonstaten van de ‘vrije’ advocaten betwisten en slechts een gedeelte betalen. Zij richten zich naar de erelonen van hun ‘vaste’ en als het ware ‘geconventioneerde’ advocaten. De vrederechter stelt dat die erelonen niet als ‘normale’ erelonen kunnen worden beschouwd waarop elke ‘vrije’ advocaat recht heeft.