Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Arrest Hof van Cassatie: niet limitatieve lijst met voorwaarden voor rechtsgeldige Salduz-bijstand
Op 4 januari 2018 verscheen een arrest van het Hof van Cassatie van 31 oktober 2017 over (de naleving van) het recht op bijstand door een advocaat en het recht op een eerlijk proces zoals gewaarborgd door art. 6 EVRM (m.b.t. Salduz).
Het arrest is vooral belangrijk omdat het Hof zich inzake de Salduz-bijstand buigt over de voorwaarden waaraan voldaan moet worden om het recht op bijstand te kunnen garanderen.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Rolnummer: P.17.0255.N
Hof van Cassatie spreekt zich uit over Salduz-bijstand
Op 4 januari 2018 verscheen een arrest van het Hof van Cassatie van 31 oktober 2017 over (de naleving van) het recht op bijstand door een advocaat en het recht op een eerlijk proces zoals gewaarborgd door art. 6 EVRM (m.b.t. Salduz).
Het arrest is vooral belangrijk omdat het Hof zich inzake de Salduz-bijstand buigt over de voorwaarden waaraan voldaan moet worden om het recht op bijstand te kunnen garanderen.
Hof somt niet-limitatieve lijst op voor beoordeling
In haar arrest somt het Hof een niet-limitatieve lijst op van factoren waarmee rekening dient te worden gehouden om de impact van de afwezigheid van de waarborgen op de eerlijkheid van het proces in zijn geheel te beoordelen:
- de vraag of de verdachte zich in een bijzonder kwetsbare positie bevond, bij voorbeeld ingevolge zijn leeftijd of geestelijke vermogens;
- het wettelijk kader dat van toepassing is op het vooronderzoek en op de toelaatbaarheid van het bewijs tijdens de procedure voor de vonnisrechter, en of dat wettelijk kader werd nageleefd;
- de vraag of de verdachte de mogelijkheid had verweer te voeren over de authenticiteit van het bewijs en zich tegen het gebruik ervan kon verzetten;
- de vraag of de kwaliteit van het bewijs en de omstandigheden waarin het werd verkregen een invloed hebben op de betrouwbaarheid of de accuraatheid ervan, rekening houdende met de omvang en aard van enige vorm van druk;
- indien het bewijs onwettig werd verkregen, de aard van de onwettigheid in kwestie en, wanneer het de schending van een ander artikel dan artikel 6 van het EVRM betreft, de aard van de vastgestelde schending;
- indien het een verklaring betreft, de aard van de verklaring en of die onmiddellijk werd ingetrokken of gewijzigd;
- het gebruik dat van het bewijs is gemaakt, en in het bijzonder of het bewijs het enige of een aanzienlijk deel van het bewijs uitmaakt waarop de veroordeling is gegrond, alsook de sterkte van ander bewijs in de zaak;
- de vraag of de beoordeling van de schuldvraag door een professionele rechter of door een jury gebeurde, en in het laatste geval de inhoud van de richtlijnen ten aanzien van de juryleden;
- het algemeen belang bij het onderzoek en de bestraffing van het specifieke misdrijf;
- andere relevante procedurele waarborgen die werden geboden door het interne recht en door de rechtspraak.
Toetsing factoren aan de gevoerde procedure
Vervolgens toetst het Hof die factoren aan de in het arrest van het hof van beroep (Gent) opgegeven redenen waarom het proces in zijn geheel eerlijk is verlopen:
- geen van de eisers betwist dat de cautieplicht werd nageleefd en zij door zowel de politie als de onderzoeksrechter werden geïnformeerd dat zij het recht hadden niet te antwoorden op de hen gestelde vragen en dat hun verklaringen als bewijs in rechte kunnen worden gebruikt;
- ondanks het naleven van de cautieplicht, de eisers verklaringen wensten af te leggen, wat zij perfect hadden kunnen weigeren of afhankelijk stellen van de aanwezigheid van een raadsman of voorafgaand overleg met een raadsman;
- uit de concrete omstandigheden van de verhoren door de politie en de onderzoeksrechter zoals in het arrest vastgesteld, blijkt dat er manifest geen misbruik bij de verhoren is geweest;
- uit niets blijkt dat er bij het verhoor van ook maar één van de beklaagden misbruik zou zijn gemaakt van macht, dwang zou zijn aangewend of enig fysiek of psychisch geweld zou zijn gebruikt om bekentenissen af te dwingen;
- geen van de beklaagden ooit heeft beweerd of zelfs gesuggereerd onder druk te zijn gezet of dwang of geweld te hebben ondergaan tijdens enig verhoor, maar integendeel elkeen na lezing van zijn verklaringen, die steeds zonder het minste voorbehoud heeft ondertekend en met de vermelding hierop geen opmerkingen, laat staan klachten te hebben;
- de eiser niet onder aanhoudingsmandaat is geplaatst en hem een kopie van zijn verhoor werd overhandigd, zodat hij reeds onmiddellijk na zijn verhoor juridisch advies kon inwinnen en desgevallend reeds om een nieuw, eventueel verbeterd verhoor kon vragen en zelfs zijn verklaringen kon intrekken;
- de eiser gedurende het ganse vooronderzoek de mogelijkheid tot vrij verkeer had met zijn raadsman, zoals dat ook het geval was voor alle aangehoudenen;
- de eisers verscheidene verklaringen hebben afgelegd gedurende het onderzoek, waartussen telkens ruim de gelegenheid bestond om een advocaat te raadplegen, hun rechtspositie te bepalen en een volgend verhoor voor te bereiden;
- de eiser ook na overleg met zijn raadsman zijn verklaringen niet heeft ingetrokken of gewijzigd;
- het feit dat de Belgische wetgeving op het ogenblik dat de eiser zijn verklaringen aflegde niet voorzag in de bijstand door een advocaat tijdens het verhoor door de politie of de onderzoeksrechter, dient te worden beoordeeld in het licht van het geheel der wettelijke waarborgen die diezelfde wetgeving de beklaagden op dat ogenblik bood ter vrijwaring van hun recht van verdediging en hun recht op een eerlijk proces;
- de feiten reeds van bij de aanvang van het onderzoek gedetailleerd en stevig gedocumenteerd door de aangever ter kennis van de onderzoekers waren gebracht, zodat het voor de onderzoekers reeds volstond om de realiteit en de betrouwbaarheid van de door die derde aangebrachte informatie te verifiëren;
- de beklaagden werden geconfronteerd met vaststaande materiële en objectieve elementen, onder meer uit de telefoontaps en het in beslag genomen materiaal tijdens de talrijke uitgevoerde huiszoekingen die de verhoren zijn voorafgegaan;
- die elementen onbetwistbaar bezwarend materiaal opleveren waarvan de beklaagden de realiteit bezwaarlijk kunnen negeren en die, samen met het door de aangever aangebrachte materiaal, als dusdanig reeds kunnen volstaan als bewijs van het gros en de essentie van de hen ten laste gelegde feiten, waardoor hun eigen verklaringen niet eens nodig zijn om de schuldvraag te beoordelen, maar wel nuttig en noodzakelijk zijn om hen in de gelegenheid te stellen die materiële en objectieve elementen toe te lichten, te nuanceren of te weerleggen;
- waar de beklaagden dus ook vanuit het oogpunt van tegenspraak en verweer evident met dat objectief bewijsmateriaal dienden te worden geconfronteerd, wat in de eerste plaats hun recht van verdediging zelf dient, en één van de beklaagden, geconfronteerd met onweerlegbare evidentie, daarop uit eigen beweging overgaat tot het afleggen van bekentenissen, er hoegenaamd geen sprake is van bekentenissen die onder druk of onder dwang zijn afgelegd, terwijl het eenieder bovendien nog steeds vrij staat zijn bekentenissen te herroepen;
- de eisers I, III en IV weliswaar argumenteren dat met hun zonder bijstand door een advocaat afgelegde verklaringen geen rekening mag worden gehouden, maar zij noch in besluiten noch ter rechtszitting van het hof van beroep, in het bijzijn van hun advocaat, te kennen hebben gegeven hun verklaringen te willen wijzigen of eventuele bekentenissen in te trekken;
- het hof van beroep, en dit voor elk van de eisers, een oordeel over de schuld niet louter steunt op eigen verklaringen, afgelegd zonder bijstand door een advocaat, wanneer die schuld ook niet minstens voldoende uit ander doorslaggevend bewijsmateriaal blijkt;
- elk van de beklaagden uitvoerig zijn verweer heeft kunnen voeren voor de eerste echter en thans voor het hof van beroep, elk van de beklaagden met de bijstand van zijn advocaat alle verklaringen die hij nodig acht heeft kunnen afleggen of zijn eerder afgelegde verklaringen kunnen verduidelijken, vervolledigen, wijzigen of intrekken en elk van de huidige beklaagden met de bijstand van zijn advocaat tegenspraak heeft kunnen voeren tegen alles wat tegen hen is aangevoerd, zodat er geen sprake kan zijn van een oneerlijk proces.
Gebaseerd op (onder meer) deze afweging, besliste het Hof dat alle ingediende cassatieberoepen worden verworpen.