Ga verder naar de inhoud

Wetsontwerp uitvoering korte vrij­heids­straf­fen goedgekeurd in de Kamer

woensdag 30 juni 2021

Het wetsontwerp wil de procedure aanpassen waarbij de strafuitvoeringsrechter strafuitvoeringsmodaliteiten toekent aan veroordeelden die straffen tot drie jaar of minder kregen. Dat werd zo bepaald in de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie.

We zijn in het algemeen positief over het wetsontwerp, maar we blijven vrezen dat de overbevolking in de gevangenissen daardoor zal toenemen. We hopen dat de bepalingen van het wetsontwerp in december eindelijk in werking zullen treden.

Nico Moons

Jurist studiedienst
Avatar

Deel dit artikel

Op 23 juni 2021 keurde de Kamer een wetsontwerp goed over de procedure tot uitvoering van korte vrijheidsstraffen (drie jaar of minder). Het zou uiterlijk op 1 december 2021 in werking treden.

De OVB juicht toe dat er eindelijk een wet is om in de praktijk te brengen wat de wetgever reeds vijftien jaar eerder heeft beslist (met de “wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie, hierna “wet van 2006”). We schreven al enkele standpunten over het toenmalige wetsvoorstel van 2019 (“wet tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie, hierna “wet van 2019”).

De vraag blijft toch of het deze keer realistisch en uitvoerbaar is en of de overbevolking in de gevangenis daardoor niet zal toenemen. Vooraleer de wetgever ingrijpt in de uitvoering van de gevangenisstraffen moet er zowel juridisch als praktisch worden nagegaan of dat wel haalbaar is. Tenslotte doet de ambiguïteit in de achterliggende motivatie van de wet nog wel wat vragen rijzen.

De wijzigingen

Informatieverplichting van de directeur

De directeur van de gevangenis moet de veroordeelde bij de aanvang van zijn strafuitvoering of binnen een tijdspanne van minder dan vier maanden uitdrukkelijk informeren over de mogelijkheid om een strafuitvoeringsmodaliteit aan te vragen.

Daarvoor werden de artikelen 8, 25/1 en 26/1 wet 2006 aangepast.

Strafuitvoeringsmodaliteit vanuit vrijheid

Veroordeelden met straffen tot en met 18 maanden vallen onmiddellijk onder de tijdsvoorwaarden voor “beperkte detentie” en “elektronisch toezicht”. Daar horen ook de veroordeelden bij van wie na berekening van de reeds ondergane voorlopige hechtenis en de datum van de voorwaardelijke invrijheidstelling, blijkt dat ze onmiddellijk in aanmerking komen voor elektronisch toezicht of beperkte detentie.

De bedoeling van voorliggend wetsontwerp is dus de intentie van de wetgever in 2019 om de aanvraag van een strafuitvoeringsmodaliteit vanuit vrijheid te voorzien, in de praktijk te brengen.

Het opstellen van een plan in meerdere stappen was daarvoor noodzakelijk:

  1. Tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf door het openbaar ministerie: het gevangenisbriefje wordt via de politiediensten aan de veroordeelde overhandigd
  2. Inschrijving in de gevangenis: binnen de vijf dagen
  3. Onmiddellijke neerlegging van een schriftelijk verzoek elektronisch toezicht/beperkte detentie: met opschorting van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf en opschorting van de verjaring van de straf
  4. Zelfaanbod: de veroordeelden die spontaan gevolg hebben gegeven aan het gevangenisbriefje
  5. Adviezen: facultatief door de directeur van de gevangenis en/of het openbaar ministerie (met opgelegde termijn voorzien in artikel 33§1 wet 2006) of verzoek aan de bevoegde diensten van de Gemeenschappen om een beknopt voorlichtingsrapport of maatschappelijke enquête uit te voeren
  6. Responsabilisering van de veroordeelde/samenstellen dossier: informatie over zijn persoonlijke situatie, neer te leggen op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank binnen 15 dagen (eventuele tegenaanwijzingen voorzien in artikel 28 wet van 2006)
  7. Uitsluiting seksuele misdrijven en terroristische misdrijven: noodzakelijk gespecialiseerd advies
  8. Bevel tot opsluiting door het openbaar ministerie tijdens de periode van opschorting van de tenuitvoerlegging van de straf: als een veroordeelde een ernstig gevaar vormt voor de fysieke of psychische integriteit van derden tijdens de opschorting van de strafuitvoering en effectieve vrijheidsbeneming
  9. Beslissing strafuitvoeringsrechter: binnen de maand

Daarvoor werd artikel 29 wet 2006 aangepast.

Vermindering duur woonverbod

De strafuitvoeringsrechter kan op verzoek van de veroordeelde of het openbaar ministerie een vermindering van de duur van het woonverbod uitspreken.

Dit is terug te vinden in het aangepaste artikel 5 van de wet van 2019.

Daarnaast zijn er nog enkel andere wijzigingen van technische aard in het wetsontwerp.

Onze kritiek

Het is moeilijk om vanuit de memorie van toelichting van het wetsontwerp de uiteindelijke wens van de minister van Justitie te achterhalen.

De twee eerste stappen voor de strafuitvoeringsmodaliteit “vanuit vrijheid” hebben als doel de veroordeelden en de maatschappij duidelijk het signaal te geven dat “de vrijheidsstraffen effectief worden uitgevoerd”.

Er wordt uitdrukkelijk vermeld dat het “niet gepast is om de rechters aan te sporen om bepaalde straffen niet of minder toe te passen om de eenvoudige reden dat de gevangenispopulatie zou stijgen”.

In tegenstelling daarmee wordt herhaald dat het voortaan de strafuitvoeringsrechter is die over de toekenning van deze strafuitvoeringsmodaliteiten beslist en dat conform de wens van de wetgever “zo vermeden wordt dat de veroordeelde in afwachting van de procedure in de gevangenis moet verblijven”.

Enerzijds pleit men zowel in de toelichting van het wetsontwerp als in de media voor een effectieve strafuitvoering binnen de muren van de gevangenis, maar anderzijds staat een procedure de strafuitvoeringsrechter toe om strafuitvoeringsmodaliteiten uit te spreken waardoor de veroordeelde geen dag in de gevangenis zit.

Is het om die reden dat de wetgever zich geen zorgen maakt om de overbevolking van de gevangenissen? Het is in elk geval dubbelzinnig in de toelichting van het wetsontwerp.

Als het toch de bedoeling is om veroordeelden van korte vrijheidsstraffen in de gevangenis te plaatsen, ook voor een korte termijn, vreest de OVB voor een toename van gedetineerden en dus nog meer overbevolking in de gevangenissen dan nu al het geval is. We hebben onze bezorgdheid al in vroegere adviezen geuit:

Detentiehuizen en twee nieuwe gevangenissen in Haaren en Dendermonde zullen dit gedeeltelijk kunnen opvangen doordat zij extra capaciteit creëren, maar ze vervangen in eerste instantie de infrastructuur van de bestaande verouderde gevangenissen.

De minister van Justitie zegt het dan ook zelf:

“(…) Het is moeilijk om uitspraken te doen over de spreiding van de 720 bijkomende gedetineerden. (…) Aangezien de detentiehuizen stapsgewijs geopend zullen worden, zal er niet onmiddellijk een aangepaste inrichting in elk Gewest zijn. Daar de capaciteit nog niet toereikend is, zullen de tot een korte straf veroordeelde personen opgesloten worden in een klassieke gevangenis.”

We herhalen dan ook onze bezorgdheid.

Besluit

We zijn in het algemeen positief over het wetsontwerp en hopen dat de bepalingen van het wetsontwerp in december eindelijk in werking zullen treden.

We vrezen evenwel dat de overbevolking in de gevangenissen daardoor zal toenemen. Het beperkte cijfermateriaal, de niet bewezen haalbaarheid op het terrein alsook de ambiguïteit van de achterliggende motivatie van de wet werpen nog veel vragen op.

Ook interessant

Strafrecht
vrijdag 07 juni 2024

Nieuwe regels voor plaatsvervangende rechters: voorrecht van rechtsmacht vervalt

De Digitaliseringswet II heft vanaf 28 november 2024 het voorrecht van rechtsmacht op voor plaatsvervangende rechters, rechters in ondernemingszaken en lekenrechters.

Meer lezen
Gevangenis binnen 2
Strafrecht
donderdag 30 mei 2024

Verlengd penitentiair verlof uitgebreid

Om de overbevolking te doen dalen en de omstandigheden in de gevangenissen te verbeteren, is het plafond van de uitgesloten strafmaat voor verlengd penitentiair verlof categorie A opgetrokken van meer dan 10 jaar naar meer dan 15 jaar.

Meer lezen