Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 85
Vertrouwelijkheid van briefwisseling tussen advocaten - brief geschreven "om zich een bewijs te verschaffen" - geen bezwaar indien de brief enkel de nauwkeurige omschrijving van een precies feit inhoudt en geen aanmaning
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Ik dank u voor uw brief van 4 april ll. en ik kan U van meet af aan zeggen dat ik volledig akkoord ga met uw opinie betreffende de voorgelegde brief.
Ik voeg voor zoveel als nodig nog kopie van de commentaar die ik in mijn boek gewijd heb aan artikel 2, 3°-bis van het Nationaal Reglement op de vertrouwelijkheid van de briefwisseling.
Mr V. heeft bezwaar tegen de officialiteit van de brief omdat hij stelt dat deze enkel geschreven is om zich een bewijs te verschaffen.
Ik denk dat dit helemaal geen bezwaar is. De brief bevat een nauwkeurige omschrijving van een precies feit, met name dat de tegenpartij een beroep heeft gedaan op een gerechtsexpert om een bepaalde schade te onderzoeken en te expertiseren, en dat deze expert zich zal aanbieden bij de tegenpartij binnen de komende dagen waarbij toegang gevraagd wordt tot het object in litige, dus nauwkeurig omschreven precieze feiten (artikel 2, 3bis Nationaal Reglement 6 juni 1970, 6 maart 1980, 8 mei 1980 en 22 april 1986).
Het gaat om een nauwkeurig omschreven en precies feit en de omstandigheid dat Mr V. of zijn cliënte daar niet mee akkoord kan gaan, omdat de bepaling van de schade door een officiële gerechtelijke expertise zal moeten geschieden, en zijn cliënte geen toegang zal verlenen tot het object in kwestie verandert aan de ganse zaak niets.
Zoals U terecht stelt, kon hij met een brief die even officieel zou zijn dat gewoon mededelen aan zijn tegenstrever.
Op één klein punt kan ik niet akkoord gaan met wat U schrijft in uw brief van 4 april ll., met name dat een brief zijn officieel karakter niet zou verliezen wanneer men niet op de aanmaning zou willen ingaan ; hoofdens artikel 2, 3°-bis is een aanmaning geen nauwkeurige omschrijving van precieze feiten en zal dus een brief die een aanmaning bevat niet als officieel kunnen beschouwd worden.
Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie