Ga verder naar de inhoud

Deontologie-advies Advies 417

1. Geen reglement verbiedt publiciteit te voeren voor zover deze niet in strijd is met een rechtsnorm. Uiteraard zal de advocaat in zijn publiciteit zich dienen te gedragen naar de basisregels van de advocatuur - gebruik van een wapenschild van een gemeente of een stad in reclame voor een advocatenkantoor is niet toegelaten. In casu is het gebruikte wapenschild niet het echte wapenschild van een stad. Wellicht is het als karikatuur/parodie te beschouwen. Karikatuur en parodie in de publiciteit is niet verboden.

2. Gebruik van een domeinnaam (websitenaam / e-mailadres) van een advocatenkantoor, zijnde het woord “advocaten” met daaraan gekoppeld de naam van de stad waar dit kantoor gevestigd is. Dit is niet aanvaardbaar vanuit deontologisch oogpunt daar het zich toe-eigenen van geografische namen tot een ongehoord opbod en dito verwarring aanleiding geeft o.a. “met name dat er in de stad … maar één kantoor van advocaten is, respectievelijk dat alle advocaten van die stad tot één samenwerkingsverband behoren.” – nagaan in welke mate het gebruik van het website- en e-mailadres verwarrend/misleidend is – toetsing aan de Wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en de vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen, de Wet van 6 april 2010 betreffende de marktpraktijken en consumentenbescherming en de Wet van 26 juli 2003 betreffende het wederrechtelijk registreren van domeinnamen.

Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Deel dit artikel

Vraag

  1. U vraagt mij of de weergave van een specifiek wapenschild door een advocatenkantoor in reclame toegelaten is.
  2. Tevens wordt de vraag gesteld naar het gebruik van een domeinnaam (websitenaam/e-mailadres) van het bewust kantoor, zijnde het woord “advocaten” met daaraan gekoppeld de naam van de stad waar dit kantoor gevestigd is.

Advies

1. Alleszins verbiedt geen reglement publiciteit te voeren voor zover deze niet in strijd is met een rechtsnorm. Uiteraard zal de advocaat in zijn publiciteit zich dienen te gedragen naar de basisregels van de advocatuur zijnde: de waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen.

Het kwestieus wapenschild is mijns inziens een persoonlijk wapenschild van het advocatenkantoor zelf, maar wel sterk geïnspireerd op het wapenschild van de stad B. Het kan worden beschouwd als een logo.

Het gebruik van een logo is niet verboden.

Voor zover een logo niet eigen zou zijn aan het advocatenkantoor en/of eigendom zou zijn van een derde is het gebruik ervan slechts toegelaten voor zover deze derde hiermee akkoord gaat.
Indien het logo gedeeld wordt met derden dient wel elke vorm van verwarring te worden gemeden.

Het gebruik van een officieel wapenschild van een stad of gemeente is in principe aan hen voorbehouden. Particulieren of particuliere instellingen of verenigingen kunnen het slechts aanwenden mits toestemming van de gemeente of stad. Het gebruik om persoonlijke redenen is principieel verboden. Aanwending voor reclamedoeleinden, bijvoorbeeld als handelsmerk is eveneens principieel verboden. Gebruik van een wapenschild van een gemeente of een stad in reclame voor een advocatenkantoor is dus niet toegelaten.

In casu- is het kwestieus wapenschild niet het wapenschild van de stad B maar is het wellicht geïnspireerd door het wapenschild van deze stad. Artikel 184 Sw. bestraft hij die “het zegel, het stempel, of het merk, hetzij van enige overheid, hetzij van een private bank-, nijverheids-, of handelsinrichting-, hetzij van een bijzonder persoon, namaakt, of van de nagemaakte zegels, stempels of merken gebruik maakt”. Ook de poging is strafbaar.

Het gebruikte wapenschild is – voor zover ik het kan onderzoeken – niet het echte wapenschild van de stad B. Wellicht is het als karikatuur/parodie te beschouwen. Karikatuur en parodie in de publiciteit is niet verboden (M. LEROY, B. MOUFFE, Le Droit de la publicité, Brussel, Bruylant, 1996, 110 e.v.).

Vraag blijft of het gebruik van dergelijk wapenschild/logo wel in overeenstemming te brengen is met de principes van waardigheid, kiesheid en rechtschapenheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen. Hoewel het kwestieus gebruik van het wapenschild m.i. niet strafbaar is vertoont het te veel gelijkenissen met het officiële wapenschild en zijn de verschillen met het officiële wapenschild m.i. niet voldoende duidelijk en is het onderscheidend vermogen te klein voor een potentiële cliënt om het verschil te kunnen maken met het officieel wapenschild van de stad Borgloon. Ik acht het derhalve niet gepast dat dergelijk wapenschild wordt aangewend door een advocatenkantoor. Ik besef wel dat dit een persoonlijke appreciatie inhoudt.

Indien de stafhouder meent dat het gebruik van het wapenschild/logo de waardigheid in het gedrang brengt of kan brengen kan hij de zaak aanhangig maken bij de tuchtraad.

2. Deze aangelegenheid heeft het voorwerp uitgemaakt van een advies (235) van stafhouder Jo Stevens.

In dit advies werd geoordeeld dat de handelswijze niet aanvaardbaar was vanuit deontologisch oogpunt daar het zich toe-eigenen van geografische namen tot een ongehoord opbod en dito verwarring aanleiding geeft o.a. “met name dat er in de stad D maar één kantoor van advocaten is, respectievelijk dat alle advocaten van die stad tot één samenwerkingsverband behoren.”

In oktober 2006 werd de vraag gesteld aan de commissie deontologie of het toegelaten was de website “www.advocatenmiddelgrotegemeenteX.be” te gebruiken, daar deze website de indruk zou kunnen wekken dat dit het enige advocatenkantoor is in de middelgrote gemeente X.

In de bespreking die hierop volgde werd besloten dat er binnen de commissie deontologie geen meerderheid bestond die het nodig achtte advies 235 te wijzigen, maar werd wel voorgesteld de zaak zo te laten. De stafhouder die de vraag had gesteld werd gesuggereerd de website www.advocatenmiddelgrotegemeenteX.be niet te verbieden. Iedere stafhouder moet derhalve zelf beslissen.

De vraag kan evenwel gesteld worden in welke mate het gebruik van het kwestieus website- en e- mailadres verwarrend/misleidend is. Gelet op het arrest van het Grondwettelijk Hof van 6 april 2011 dat stelt dat, inzake de vrije beroepen de Richtlijn 2005/29/EG van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt niet omgezet werd in het Belgisch recht en op het arrest van hetzelfde Hof van 15 december 2011 dat oordeelde dat de specifieke kenmerken niet verantwoorden dat, voor bepaalde door beoefenaars van vrije beroepen verrichte daden, niet dezelfde bescherming van de consument bestaat als deze die de Wet van 6 april 2010 betreffende de marktpraktijken en consumentenbescherming (WMP) biedt, heb ik onderzocht in welke mate de WMP en de Wet van 2 augustus 2002 de misleiding interpreteren. Noch de WMP noch de Wet van 2 augustus 2002 zijn thans van toepassing op de balie, maar gelet de voornoemde arresten van het Grondwettelijk Hof kan het misschien aangewezen zijn er mee rekening te houden.

De Wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en de vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen bepaalt dat inzake vrije beroepen elke misleidende reclame verboden is.

Onder “misleidende reclame” wordt verstaan “elke vorm van reclame die op enige wijze, daaronder begrepen de opmaak ervan, de personen tot wie ze zich richt of die ze aanbelangt, misleidt of kan misleiden en die door haar misleidend karakter hun economisch gedrag kan beïnvloeden, of die daardoor aan de concurrent schade brengt of kan toebrengen”.

De domeinnaam kan als reclame beschouwd worden, vermits als “reclame” wordt gedefinieerd:

“iedere vorm van mededeling zijn bij de uitoefening van een vrij beroep die rechtstreeks of onrechtstreeks tot doel heeft de afzet van goederen of diensten te bevorderen, met inbegrip van onroerende goederen, van rechten en verplichtingen en met uitsluiting van de door wet voorgeschreven mededelingen”.

“Om uit te maken of een reclameboodschap misleidend is zal de boodschap bijgevolg in haar geheel moeten worden onderzocht. Er moet worden nagegaan of zij in haar geheel genomen de doorsnee-persoon met een gemiddeld onderscheidingsvermogen, die deel uitmaakt van de doelgroep waartoe zij is gericht, kan misleiden.” P. VANLERSBERGHE, “Vrije beroepen en consumentenrecht. De Wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen”, in K. BYTTEBIER, E. DE BATSELIER en R. FELTKAMP (eds.) Tendensen in het Economisch recht, Antwerpen, Maklu, 2006, 173.

Volledigheidshalve vermeld ik nog dat de voorzitter van de Rechtbank van Koophandel te ..., zetelend zoals in kortgeding, op vordering van de ... balie het gebruik van de domeinnamen “advokaat.be”, “avocat.be” en “raadsman.com” door partijen die geen advocaat waren, verbood. De ... balie en andere eisers voerden aan dat de verweerders het publiek misleidden door de domeinnaam te gebruiken van websites waar informatie over de advocaten wordt verstrekt. De vordering was gesteund op de Wet van 21 oktober 1992 betreffende de misleidende reclame inzake vrije beroepen. Deze wet is inmiddels vervangen door de Wet van 2 augustus 2002 betreffende misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomst inzake vrije beroepen, B.S. 20 november 2002, www.staatsblad.be (T. HEREMANS, Domeinnaam en juridische analyse van een nieuw onderscheidingsteken, Brussel, De Boeck en Larcier, 2003, 175.).

De Wet van 6 april 2010 betreffende de marktpraktijken en consumentenbescherming definieert reclame als volgt:

“iedere mededeling van een onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks ten doel heeft de verkoop van producten te bevorderen, ongeacht de plaats of de aangewende communicatiemiddelen”.

In het kader van de WMP worden de misleidende handelspraktijken nader omschreven in de artikelen 88 en 89 e.v. van de wet. Zo wordt o.a. (doch niet exhaustief) bepaald dat het misleidend is marketing te voeren “op zodanige wijze dat verwarring wordt geschapen met producten, handelsmerken, handelsnamen en andere onderscheidende kenmerken van een concurrent”. Deze woorden betekenen zelfs dat verwarring met eender welk onderscheidend kenmerk van een concurrent moet worden gekwalificeerd als een misleidende handelspraktijk die een inbreuk uitmaakt (artikel 89 WMP). Het betreft hier zelfs een autonome norm tegen verwarringstichting m.b.t. producten, handelsnamen en andere onderscheidende kenmerken van een concurrent (Voorz. Kh. Brussel, 4 maart 2009, Jb. Hand. Med. 2009, 683.). Opdat een handelspraktijk als misleidend beschouwd zou worden is vereist dat zij “de redelijke geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument, kan bedriegen met betrekking tot één van de elementen die in de wet wordt opgesomd” (Voorz. Kh. Brussel 17 juli 2009, Jb. Hand. Med., 2009, 144.).

Veiligheidsheidshalve heb ik mij ook de vraag gesteld of het gebruik van dergelijk domeinnaam (website-emailadres) niet in strijd is met de Wet van 26 juli 2003 betreffende het wederrechtelijk registreren van domeinnamen.

Artikel 4 van deze wet bepaalt dat als wederrechtelijk registreren van een domeinnaam, wordt beschouwd:

“het, zonder enig recht of legitiem belang jegens die domeinnaam, en met het doel een derde te schaden of een onrechtvaardig voordeel uit te halen, laten registreren door een officiële erkende instantie gemachtigd voor registratie, al dan niet via een tussenpersoon van een domeinnaam, die ofwel identiek is aan, of die zodanig overeenstemt dat hij verwarring kan scheppen met, onder meer, een merk, een geografische aanduiding of een benaming van oorsprong, een handelsnaam, een origineel werk, een naam van een vennootschap of van een vereniging, een geslachtsnaam of een naam van een geografische entiteit, die aan iemand anders toebehoort.”

Aan de hand van het mij voorliggend dossier kan ik het gebruik - in casu - van de website met naam www.advocaten...be/e-mailadres niet beschouwen als zijnde in strijd met vermeld artikel van de Wet van 26 april 2003.

Het neemt niet weg dat er nog steeds verwarring kan bestaan in de zin van de Wet van 2 augustus 2002 en de WMP (evenwel niet van toepassing op vrije beroepen).

Bovendien zal het ook hier aan de stafhouder behoren te oordelen of de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid niet overtreden zijn. In bevestigend geval kan de stafhouder de zaak aanbrengen voor de tuchtraad.

Edward Janssens
Bestuurder departement deontologie

Ook interessant

Advies 720

Meer lezen

Advies 706

Meer lezen

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen