- Foutieve informatie verstrekken
- Cliënt niet stipt inlichten
- Plicht tot behoorlijke beroepsuitoefening
- Art. 458 Ger. W.
- Ontvankelijkheid tuchtvordering
- Formele klacht
- Ondertekening klacht
- Taalgebruik
- Verjaring
Hoewel de initiële klacht niet ondertekend is en niet voldoet aan de vormvoorschriften van art. 458 § 1 Ger. Wb., bleek uit de bewoordingen wel de bedoeling een klacht in te dienen, te weten “een formeel verzoek om een tuchtrechtelijk vergrijp te vervolgen”. De stafhouder heeft de uitvoerig gemotiveerde klacht ontvangen en onderzocht. Over de precieze identiteit van de klager was geen twijfel mogelijk. De stafhouder die een klacht ontvangt, is geenszins verplicht een tuchtonderzoek te openen alvorens een beslissing te nemen.
De eindbeslissing van de stafhouder die een klacht heeft ontvangen, is wel degelijk vatbaar voor hoger beroep door de klager, ongeacht of deze beslissing werd genomen na het voeren van een tuchtonderzoek dan wel van een gewoon informatieonderzoek. Het aspect van de verjaring doet geen afbreuk aan het recht van de klager om een beslissing van de stafhouder te betwisten.
Het begrip ‘klager’ in al 2 van art. 458 § 2 Ger. W. moet ruim worden geïnterpreteerd.
De tuchtraad stelt zich toch wel vragen bij de rechtsgeldigheid van een procedure waarbij niet uitsluitend van het Nederlands gebruik werd gemaakt, maar met name ook van het Engels, nu de bepalingen van de wet van 15 juni 1935 en aanvullende wetten op het gebruik der talen in gerechtszaken de openbare orde raken. Deze problematiek is in het kader van dit dossier verder echter niet relevant en zal hier derhalve niet verder worden onderzocht.
De stafhouder heeft enkel een informatieonderzoek gevoerd waardoor de verjaringstermijn niet werd gestuit. De Voorzitter van de Tuchtraad is een tuchtonderzoek gestart nadat de feiten waren verjaard. De tuchtvervolging is bijgevolg vervallen verklaard wegens verjaring. Gelet op de verjaring, dient de tuchtraad de door gedaagde, in ondergeschikte orde, ontwikkelde middelen en argumenten ter betwisting van de gegrondheid van de tuchtvervolgingen, niet verder te onderzoeken.