Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Vertrouwelijke briefwisseling
- Confraterniteit
- Onteigeningsprocedure
- Vrijspraak
Er is geen schending van art. 113 van de Codex (vertrouwelijkheid van advocaten briefwisseling) wanneer blijkt dat de advocaat betrokken brieven wel degelijk ten vertrouwelijke titel aan zijn cliënt heeft meegedeeld om deze toe te laten standpunt in te nemen. De vertrouwelijke brieven werden bovendien vertrouwelijk beantwoord, met afwijzing van het voorstel tot regeling. In concreto was er evenwel wel sprake van het overleggen van de briefwisseling gevoerd tussen de cliënt en tegenpartij over betrokken voorstellen in het kader van de kennisname ervan door de client als gemeenteraadslid van betrokken Stad-tegenpartij. Dit laatste impliceert evenwel geen inbreuk op art. 113 van de Codex.
De advocaat wordt tevens vrijgesproken voor de beweerde inbreuk op art. 97, 3° lid van de Codex (gebrek aan confraterniteit) op grond van volgende motivering:
“Het komt de Tuchtraad niet toe te oordelen over de concrete procedurele houding en de processtrategie die een advocaat kan aannemen bij de interpretatie van de wet van 1962 (onteigeningsprocedure), aangezien de wet een zeer ruime appreciatiebevoegdheid heeft gelaten aan de betrokken vrederechters en magistraten, waardoor een advocaat ervoor kan kiezen om bij elke behandelingszitting aanwezig te zijn en conclusies neer te leggen bij de inleiding”