Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Niet diligent handelen
- Onwaardig gedrag
- Inbreuk reglement derdengelden/derdenrekening
- Bevestiging schorsing van één jaar
Advocaat kreeg eerder een tuchtsanctie van één jaar schorsing omdat hij de zijn toevertrouwde mandaten als bewindvoerder, curator van onbeheerde nalatenschappen en/of schuldbemiddelaar heeft afgewend om zich gelden toe te eigenen die toebehoorden aan de respectieve nalatenschap / beschermde persoon / schuldbemiddelde en dit zonder daartoe over enige verantwoording en/of gerechtelijke machtiging te beschikken.
Advocaat heeft tegen de voormelde op tegenspraak gewezen beslissing hoger beroep ingesteld.
Het hoger beroep werd regelmatig naar vorm en termijn ingesteld en is ontvankelijk.
Het is ten zeerste betreurenswaardig en het strekt de advocaat, met zijn blijkbare jarenlange ervaringen, geenszins tot eer dat hij met in beroep ingeroepen beweringen zelfs kennelijk blijk geeft nog steeds niet in te zien dat de gelaakte handelwijze van afwending van derdengelden voor privé-uitgaven volkomen in strijd is met de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid welke men van een advocaat mag verwachten.
De ten laste gelegde feiten zijn dan ook in beroep bewezen gebleven en het terechte oordeel van de tuchtraad desbetreffende is aldus bevestigd.
De tuchtraad van beroep tilt bijzonder zwaar aan de bewezen verklaarde feiten, die ernstige tekortkomingen inhouden op de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen.
Er kan niet anders dan vastgesteld worden dat mr. X door deze feiten ernstig tekortgekomen is aan de diligentie die van elke advocaat wordt verwacht en hierdoor het vertrouwen van derden/cliënten in de advocatuur op ernstige wijze in het gedrang heeft gebracht.
Bijzonder zorgwekkend daarbij is dat betreffende deze onaanvaardbare afwending van derdengelden, de advocaat nog allerhande vermeende (onbewezen) verantwoordingen en/of verschoningen meent te kunnen geven.
Dergelijke omgang met betrekking tot de derdengelden creëert onmiskenbaar een groot gevaar voor benadeling van cliënten en/of derden wiens belangen overduidelijk in het gedrang kunnen komen, en moet tuchtrechtelijk streng en effectief gesanctioneerd worden opdat dergelijk gedrag zich in de toekomst niet zou herhalen.
Er is geen afdoende grond tot het door de advocaat voorgestaan opschorten van de veroordeling of uitstellen van de uitvoering van de tuchtsanctie in de zin van artikel 460, 4e lid Gerechtelijk Wetboek.
De tuchtraad heeft passend en evenwichtig met al het voorgaande rekening gehouden, in het bijzonder met de ernst van de bewezen verklaarde feiten alsook met het blijkbaar onberispelijk tuchtverleden van de advocaat, door niet de zwaarste tuchtsanctie op te leggen doch zich te beperken tot een schorsing van 1 jaar, wat wordt bevestigd door de tuchtraad van beroep.