Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Weigering opname op lijst vrijwilligers tweedelijnsbijstand
- Geen schuldinzicht
- Onpartijdigheid raad van de orde
- Digitale zitting raad van de orde
- Motivering beslissing raad van de orde
- Ongegrond beroep
De raad van de orde van advocaten bij de rechtbank Antwerpen heeft eind 2021 beslist om niet in te gaan op het verzoek van de betrokken advocaat om te worden opgenomen op de lijst van vrijwilligers tweedelijnsbijstand voor het kalenderjaar 2022.
Door de advocaat werd tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld met oog op hervorming van de bestreden beslissing. De advocaat wou alsnog worden opgenomen op de lijst van de tweedelijnsbijstand.
De tuchtraad van beroep ontwaart uit de uiteenzettingen van de advocaat nergens schuldinzicht. De door de advocaat geschetste omstandigheden kunnen bovendien hoe dan ook op zich niets ontnemen aan de in de beroepen beslissing overwogen gegevens uit het advies en besluit van het bureau voor juridische bijstand, in het bijzonder de in aanmerking genomen tuchtveroordeling en incidenten, die er worden beschouwd als tekortkomingen.
De advocaat beweert ook een partijdige of afhankelijke beoordeling door de raad van de orde waardoor zijn rechten van verdediging zouden zijn geschonden. De tuchtraad van beroep wijst in zijn uitspraak op het feit dat het rechtsbeginsel betreffende de onpartijdigheid en de onafhankelijkheid van de administratieve rechter alleen van toepassing zijn op de administratieve rechtscolleges die ter zake uitspraak moeten doen en ten aanzien van die administratieve rechtscolleges.
Wanneer voor de raad van de orde verslag door de stafhouder en/of advies door de voorzitter van het bureau voor juridische bijstand wordt uitgebracht, handelen dezen niet als administratieve rechtscollege en oefenen deze geen rechtsprekende functie uit.
Welke de al dan niet eigen, eerbare en/of verwerpelijke belangen van deze stafhouder en/of voorzitter ook mogen zijn, dit is volkomen irrelevant bij het onderzoek naar het kwestieuze al dan niet voldoen door de advocaat aan de voorwaarden om opgenomen te worden op de lijst van tweedelijnsbijstand, nu zij geen deel uitmaken van het administratieve rechtscollege dat daarover onpartijdig en onafhankelijk oordeelt en beslist.
De advocaat stelt zich tevens vragen over het feit dat de zitting van de raad van de orde gedeeltelijk digitaal werd gehouden en de beslissing gedeeltelijk digitaal werd getekend, wat volgens hem niet conform artikel 785 Gerechtelijk Wetboek zou zijn, niet voorzien zou zijn in de Pandemiewet en niet conform artikel 6 EVRM zou zijn nu hierdoor het recht op een eerlijk proces zou zijn geschonden en de beslissing niet met eenparigheid werd genomen.
Door de advocaat werd geen bezwaar gemaakt tegen de deels digitaal gehouden raadzitting, waaraan hij middels het gebruik van een laptop ten volle heeft kunnen deelnemen.
Nergens blijkt deze wijze van zitting de rechten in hoofde van de advocaat te hebben geschonden en/of op enige wijze in het gedrang te hebben gebracht. De advocaat heeft zich ten volle kunnen verdedigen ten aanzien van alle voor hem zichtbare en/of hoorbare leden van de raad van de orde.
De advocaat meent ook dat de bestreden beslissing weinig tot niet gemotiveerd zou zijn.
De tuchtraad van beroep stelt echter vast dat de bestreden beslissing met de expliciete overname van het advies van het bureau voor juridische bijstand, waarin in het bijzonder de in aanmerking genomen tuchtveroordeling en incidenten worden aangegeven die vervolgens door de raad van de orde worden beschouwd als zijnde tekortkomingen waarnaar wordt verwezen in de er genoemde artikelen 30.4 en 31.8 Codex Balie Provincie Antwerpen, aldus afdoende naar recht is gemotiveerd.
De tuchtraad van beroep verklaart het hoger beroep van de advocaat ontvankelijk maar ongegrond.