Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Permanente vorming
- Baliebijdrage
- Niet (tijdig) beantwoorden briefwisseling stafhouder
- Blanco tuchtrechtelijk verleden
- Advocaat herpakt zich
- Schorsing van één maand met drie jaar uitstel onder voorwaarden
De tuchtraad van Antwerpen heeft in eerste aanleg en op tegenspraak in openbare zitting volgende tenlasteleggingen tegen de advocaat in het tuchtdossier TAA/SA/0399/2021 bewezen verklaard en tegen hem daarvoor een sanctie uitgesproken van één maand schorsing:
- Een gebrek aan permanente vorming in 2018-2019 en 2019-2020 (een inbreuk op de artikelen 52, 53 en 57 Codex Deontologie voor Advocaten);
- Het niet/niet tijdig betalen van de baliebijdrage 2019 (een inbreuk op artikel 443 van het Gerechtelijk Wetboek alsook op artikel 5.15 Codex Balie Provincie Antwerpen);
- Het niet-beantwoorden van diverse vragen van de stafhouder om informatie omtrent zijn derdenrekening over te maken teneinde een controle in de zin van artikel 137 Codex Deontologie voor Advocaten mogelijk te maken;
- Het niet-beantwoorden van de briefwisseling van de stafhouder (een inbreuk op artikel 455 van het Gerechtelijk Wetboek).
De advocaat is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing.
Alle onderdelen van het hoger beroep van de advocaat falen. Alle tenlasteleggingen blijven bewezen, aldus de tuchtraad van beroep.
De advocaat heeft geen tuchtverleden en is al meer dan dertig jaar advocaat zonder enige problematiek en/of enig incident.
De organisatie van het kantoor van de advocaat komt problematisch voor en legt een ernstige hypotheek op zijn functioneren als advocaat.
De bewezen tenlasteleggingen illustreren alleen maar dit disfunctioneren waarbij de advocaat niet of heel moeilijk bereikbaar blijkt te zijn voor de stafhouder, zowel via e-mail als via gewone post, er niet in slaagt te voldoen aan zijn plicht tot permanente vorming en ook zijn verplichte baliebijdrage niet en/of niet tijdig betaalt.
De tuchtraad van beroep tilt zwaar aan de bewezen verklaarde feiten, die ernstige tekortkomingen inhouden op de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen.
De tuchtraad van beroep kan anderzijds wel aannemen, in het bijzonder bij ontstentenis van enige klacht desbetreffende vanwege cliënten en/of derden, dat de advocaat inmiddels afdoende het nodige aan het ondernemen is om één en ander definitief recht te zetten alsook zijn advocatenkantoor correct en professioneel/deskundig te organiseren voor de toekomst.
Teneinde enerzijds een gepaste sanctie op te leggen die met dit alles rekening houdt, in het bijzonder de ernst van de bewezen verklaarde feiten zoals hiervoor overwogen, alsook met het blijkbaar onberispelijk tuchtverleden van de advocaat, en teneinde anderzijds de mogelijkheden voor de advocaat om zich te herpakken zo optimaal mogelijk te laten, oordeelt de tuchtraad van beroep dat aan de advocaat een schorsing van 1 maand moet worden opgelegd voor het geheel van de bewezen feiten zoals voormeld, met uitstel gedurende een termijn van 3 jaar, weliswaar gekoppeld aan de volgende voorwaarden:
- De advocaat antwoordt uiterlijk binnen de 8 dagen op alle vragen van de stafhouder, ook bij e-mail, behoudens overmacht en een bewezen vakantieperiode;
- De advocaat maakt gedurende 3 jaar na deze uitspraak trimestrieel, nl. jaarlijks telkens op 31 maart, 30 juni, 30 september en 31 december, aan de stafhouder verslag over van zijn initiatieven en evolutie/toestand ter zake gebruik van e-mail, gsm, internet en digitaal volgen van audiovisuele opleidingen;
- De advocaat neemt de nodige initiatieven en neemt daartoe de nodige afspraken om zijn achterstand ter zake opleidingen in te halen en na te komen binnen de 2 jaar vanaf heden en maakt hiertoe jaarlijks telkens op 1 september daarover verslag over aan de stafhouder en dit meer de jaarlijks opgelegde permanente vorming;
- De advocaat begaat in die periode geen nieuwe deontologische inbreuken die aanleiding geven tot een nieuwe tuchtveroordeling;