Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Tuchtvordering en strafvordering staan los van elkaar
- Strafvordering schorst geen tuchtvordering
- Witwasmisdrijven
- Schrapping van het tableau
De advocaat werd door de tuchtraad van Brussel geschrapt van het tableau van de Nederlandse orde van advocaten van de balie te Brussel voor volgende feiten en tenlasteleggingen:
- Inbreuken op de deontologische regelen van kiesheid, waardigheid en rechtschapenheid (artikel 455 Ger. W. en artikel 1 Codex Deontologie voor Advocaten):
- Inbreuken op de regels inzake het gebruik van de derdenrekening (art. 130 en 134, eerste lid Codex Deontologie);
- Inbreuken op het reglement inzake de witwaspreventie (art. 68 Codex Deontologie en art. 11, 14 tot 17, 19, 21 tot 23,25 en 34 van Bijlage 1 bij het reglement witwaspreventie);
- Inbreuken op art. 66 van de Codex Deontologie (mandaat niet rechtstreeks ontvangen van de cliënt).
De advocaat ging in beroep tegen deze beslissing. Hij betwist de tenlasteleggingen niet. Zijn hoger beroep strekt er louter toe de zaak uit te stellen tot de behandeling van de strafzaak lastens zijn persoon is afgerond. Hij vreest het stigma van de sanctie van de schrapping en, meer bepaald, dat het zijn verdediging op strafrechtelijk vlak zal benadelen.
De tuchtraad van beroep verklaart dat de strafvordering los staat van de tuchtvordering en de strafvordering de tuchtvordering niet schorst. Als er sprake is van samenloop van tuchtvordering en strafvordering, kan de tuchtoverheid, naar gelang van de bijzonderheden van elk geval, beslissen dat het voorzichtig zou zijn het resultaat van de strafvordering af te wachten, maar deze voorzichtigheid mag de tuchtoverheid er niet van ontslaan een uitspraak over de zaak te doen binnen een redelijke termijn wanneer het tuchtdossier op zichzelf toelaat tot een uitspraak te komen.
In casu is het dossier voldoende gestoffeerd, en is het niet noodzakelijk voor de waarheidsvinding om op de strafrechter te wachten.
Het algemeen rechtsbeginsel “non bis in idem” staat er niet aan in de weg dat een persoon voor eenzelfde feit strafrechtelijk wordt vervolgd of veroordeeld en tevens het voorwerp uitmaakt van een tuchtprocedure, wanneer die tuchtprocedure niet de kenmerken vertoont van een "strafrechtelijke procedure" in de zin van dat art. 4, eerste lid.
Artikel 477 Ger.W. bepaalt dat in een strafrechtelijke procedure geen melding mag worden gemaakt van een tuchtprocedure, noch van elementen daarvan. Gezien de eigen aard van het tuchtrecht valt er ook niet te vrezen dat de huidige tuchtprocedure op enigerlei wijze invloed zal hebben op de beslissing van de strafrechter. Het recht op een eerlijk proces zal door de strafrechter bewaakt worden, onafhankelijk van huidige tuchtprocedure.
De tuchtraad van beroep is van oordeel dat in casu de zwaarste tuchtsanctie, namelijk de schrapping, moet worden uitgesproken. Het blanco tuchtrechtelijk verleden is in casu geen reden om een lichtere tuchtsanctie dan de schrapping uit te spreken: het herhaald karakter van de feiten (4 dossiers) en de omvang van de transacties maken het volstrekt ongeloofwaardig dat er in casu sprake zou geweest zijn van een eenmalige uitschuiver. Een dergelijke volgehouden medewerking door een advocaat aan witwasmisdrijven moet gesanctioneerd worden met de schrapping.