Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Niet tijdig overmaken gunstig arrest
- Gebrekkige communicatie met cliënt
- Inbreuk reglement derdengelden/derdenrekening
- Niet-opstelling gedetailleerde ereloonstaten
- Advocaat toont geen verbetering
- Schrapping van het tableau
Stafhouder en Procureur-Generaal hebben beroep aangetekend tegen de beslissing van de tuchtraad van Brussel om een advocaat de tuchtstraf op te leggen van zes maanden schorsing, waarvan vijf maanden met uitstel voor een periode van drie jaar.
De advocaat kreeg deze tuchtstraf naar aanleiding van volgende feiten en tenlasteleggingen:
- Inbreuken op de deontologische regels van kiesheid, waardigheid en rechtschapenheid door het laattijdig overmaken van een gunstig arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen aan zijn toenmalige cliënte, het niet beantwoorden van de briefwisseling van zijn cliënte, het niet verschaffen van de gevraagde inlichtingen aan de cliënte en aan de opvolgende confrater.
- Inbreuken op artikel 134 van de Codex Deontologie voor Advocaten door het niet mededelen aan zijn toenmalige cliënte van het ontvangen op zijn derdenrekening van een bedrag dat ten voordele van die cliënte was gestort, het nalaten de ontvangen gelden (tijdig) door te storten, en het nalaten de cliënte en de opvolgende confrater inlichtingen te verschaffen omtrent de ontvangen gelden.
- Inbreuk op artikel 134, tweede lid van de Codex Deontologie voor Advocaten, door zijn cliënt of opdrachtgever niet in kennis te stellen van het bedrag dat werd ingehouden op ontvangen derdengelden ten titel van kosten en erelonen;
- Inbreuk op de deontologische regels van kiesheid, waardigheid en rechtschapenheid en, in et bijzonder; de art. BR NL 12 van de aanvulling van de Nederlandstalige Orde van Advocaten bij de balie te Brussel op de Codex Deontologie en artikel 260 van de Codex Deontologie, door geen gedetailleerde ereloonstaten op te stellen
De tuchtraad van beroep acht alle tenlasteleggingen bewezen.
De advocaat verwijst wat de strafmaat betreft naar het vele persoonlijk leed dat hem is overkomen zoals het overlijden van zijn zus, van zijn broer, van zijn nicht, van een kleinkind en van zijn echtgenote.
Zoals de Tuchtraad van beroep zijn relaas begreep deden voornoemde feiten zich voor in de periode 2006-2011. De problemen inzake de storting op zijn derdenrekening en de communicatie hierover met de cliënte, situeren zich evenwel in de periode 2015-heden.
De tuchtraad van beroep merkt op dat de advocaat op de zitting erg vaag bleef omtrent zijn toenmalige en huidige financiële en sociale situatie. De houding van de advocaat ter terechtzitting laat op geen enkele wijze toe te hopen dat er uitzicht is op verbetering. Hij verklaart nog steeds geen concrete inspanningen te hebben geleverd om zijn cliënten beter op de hoogte te brengen. Zo heeft hij in de zaak van de cliënte zelfs nog geen afrekening of een afbetalingsplan opgesteld. Hij volhardt met andere woorden in zijn houding.
De gevolgen van voormelde tekortkomingen blijven onverminderd voortbestaan, nu de advocaat op geen enkele wijze een concreet verbeterplan kon voorleggen; wel in tegendeel, zijn verklaringen ter terechtzitting wijzen erop dat zijn financiële situatie er nog op verslechtert en er dus hoegenaamd geen perspectief op verbetering is.
De voorliggende feiten zijn bijzonder ernstig en schenden het vertrouwen dat in advocaten moet kunnen gesteld worden op uitermate ernstige wijze.
Het blanco tuchtrechtelijk verleden van de advocaat beweegt de tuchtraad in casu niet om een lagere sanctie op te leggen. Het hele verloop van de beide onderzoekdossiers, de gelatenheid die de advocaat daarbij ten toon spreidt, en de sedertdien nog escalerende financiële situatie waarin de advocaat verkeert, zijn niet van die aard om te verhopen dat de advocaat in de toekomst in staat zal zijn het vertrouwen van zijn cliënten niet langer te beschamen. De belangen van derden (al dan niet toekomstige cliënten) en de eer van de Orde worden hierdoor ernstig in het gedrang gebracht.
Er kan niet anders dan vastgesteld worden dat de advocaat door deze feiten ernstig tekortgekomen is aan de meest fundamentele verplichtingen van het beroep van advocaat, de tuchtraad van beroep verklaart daarom de tenlasteleggingen bewezen en legt de advocaat de sanctie op van de schrapping van het tableau.