Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- De opmaak van een fictief vonnis
- De afwending van derdengelden
- Schrapping
Tenlasteleggingen
De advocaat wordt vervolgd voor de volgende feiten en tenlasteleggingen:
“ De overname door de advocaat van diverse elementen uit een bestaand vonnis en de aanpassing ervan op bepaalde punten om tot een fictief vonnis te komen.
De advocaat zou door dit fictief vonnis over te maken aan zijn cliënten hen blijkbaar hebben voorgehouden dat hij voor hen de veroordeling had bekomen van de verwerende partijen tot betaling van 17.500,00 euro (meer intresten en gerechtskosten, en meer een schadevergoeding van 750,00 euro wegens tergend en roekeloos geding) als niet-betaalde overnameprijs voor aandelen in een BVBA, terwijl in werkelijkheid die overnameprijs wel degelijk door de betrokken tegenpartijen werd betaald via hun toenmalige raadsman en dit door overschrijving op de advocaat zijn derdenrekening in de eerste helft van het jaar 2018;
De advocaat zou de door hem ontvangen derdengelden hebben afgewend van hun bestemming daar waar deze gelden ten bedrage van vermoedelijk 17.500,00 euro op zijn derdenrekening zouden overgeschreven zijn door mr. Q in de periode maart - april 2018 en niet door de advocaat zouden zijn overgemaakt aan zijn cliënten.”
Uit dit alles blijkt dat de houding van de advocaat in strijd is met meerdere in huidige tuchtuitspraak aangehaalde en geciteerde bepalingen van de Codex Deontologie voor Advocaten.
Beoordeling
Ondertussen heeft de advocaat zijn weglating van het tableau gevraagd, en op dit verzoek werd ingegaan: de advocaat zou ondertussen zijn weggelaten.
Deze weglating staat de schrapping evenwel niet in de weg.
Ter terechtzitting van 12.05.2020 werden de tenlasteleggingen niet betwist, maar werd de moeilijke persoonlijke situatie van de advocaat uiteengezet, waarna gevraagd werd om slechts de sanctie van schorsing voor een bepaalde termijn uit te spreken.
De tuchtraad heeft evenwel - op grond van een oordeelkundige motivering, die door de tuchtraad van beroep wordt bijgetreden en overgenomen - terecht geoordeeld dat de tuchtvordering niet alleen ontvankelijk en gegrond was, maar ook dat hiervoor de sanctie van de schrapping diende uitgesproken.
De advocaat werd reeds op 15.06.2016 voor gelijkaardige feiten (o.a. vermenging van persoonlijke gelden en derdengelden) tuchtrechtelijk veroordeeld tot 1 maand schorsing, en kreeg voor andere tuchtrechtelijke feiten bij afzonderlijke sententie van dezelfde dag de sanctie van waarschuwing. Het is duidelijk dat de advocaat de hem toen geboden kans niet heeft aangegrepen om zijn situatie te verbeteren. Wel in tegendeel, hij is er nadien zelfs niet voor teruggedeinsd om opnieuw derdengelden af te wenden voor eigen gebruik, en hij heeft deze absoluut foute handelswijze ditmaal zelfs trachten te verdoezelen door de opstelling van een vals vonnis.
De tuchtraad van beroep tilt bijzonder zwaar aan deze ernstige tekortkomingen op de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen, temeer daar de advocaat reeds eerder in een gelijkaardige context tuchtsancties opliep. De voorliggende feiten schenden het vertrouwen dat in advocaten moet kunnen gesteld worden.
Niet alleen blijkt uit de herhaling van inbreuken na een eerdere zeer ernstige tuchtsanctie dat niet kan verhoopt worden dat de advocaat er nog in zal slagen zijn situatie als advocaat te normaliseren, bovendien wordt deze overtuiging nog bevestigd door het feit dat de advocaat er thans zelfs niet voor terugdeinsde een vals vonnis op te stellen.
Er kan niet anders dan vastgesteld worden dat de advocaat door deze feiten ernstig tekortgekomen is aan de meest fundamentele verplichtingen van het beroep van advocaat, zodat de tuchtsanctie van de schrapping dient uitgesproken.