Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Kredietverlening derdenrekening
- Derdengelden overmaken aan hun bestemmeling
- Schorsing van 21 dagen
De advocaat werd in eerste aanleg vervolgd voor de navolgende feiten en tenlasteleggingen:
- Het in het kader van een tuchtonderzoek manifeste verkeerde informatie geven over een bedrag dat was binnengekomen op zijn derdenrekening.
- Kredietverlening op de derdenrekening.
- Het niet zo spoedig mogelijk overmaken van derdengelden aan hun bestemmeling.
In eerste aanleg werden de tenlasteleggingen als niet bewezen verklaard en werd de advocaat daarvoor vrijgesproken.
De vrijspraak voor de tenlasteleggingen “2” en “3” werd gegrond op het “non bis in idem” beginsel, gelet op het tuchtrechtelijk gezag van gewijsde van de tuchtbeslissing van 18.10.2017.
De vrijspraak voor de tenlasteleggingen “1” werd gegrond op het beginsel van het recht van verdediging overeenkomstig art. 6.1. EVRM.
Wat de tenlasteleggingen « 2 » en « 3 » betreffen
Het feit dat het wanbeheer van de derdenrekening reeds eerder gesanctioneerd werd, belet geenszins dat een nieuwe tuchtstraf wordt opgelegd wegens feiten die de eerder tuchtrechtelijk gesanctioneerde feiten aanvullen, verzwaren of voortzetten. Het volharden in een foutieve houding na een eerdere sanctionering kan inderdaad een nieuw disciplinair vergrijp uitmaken.
Dergelijke situatie doet zich in het bijzonder voor n.a.v. het niet doorstorten van gelden aan een cliënt.
Wanneer uit een ambtshalve onderzoek blijkt dat een advocaat alle tuchtrechtelijke regels m.b.t. zijn derdenrekening miskent, en die advocaat belooft zich in regel te stellen, dan maakt het blijvend inhouden van deze gelden wel degelijk een nieuw tuchtrechtelijk vergrijp uit (zie in dit verband ook: Jos Stevens, Advocatuur Regels & Deontologie, 2015, nr. 1598 p. 1296, met voetnoot 6374).
In casu blijkt overigens dat het tuchtonderzoek van 2017 op dat ogenblik geen enkele aanwijzing gaf dat er derden benadeeld zouden zijn door het wanbeheer van de advocaat en dat de derdengelden uiteindelijk ter bestemming gekomen zijn van de begunstigden (zie beslissing van 18.10.2017, p. 5, voorlaatste alinea).
In deze zaak gaat het om een sedertdien nog steeds onrechtmatig onthouden van gelden aan cliënten, wat een nieuw en ander feit uitmaakt.
Het tuchtrechtelijk gezag van gewijsde doet zich in casu dan ook niet voor, nu de advocaat gewoon is blijven volharden, en nog gedurende zeer lange tijd heeft nagelaten een bedrag van meer dan 7.000 euro waarop mevrouw A recht had aan haar door te storten. Zelfs na door haar in gebreke gesteld te zijn kon hij alleen een schuldverklaring tekenen en diende hij vervolgens in schijven terug te betalen.
De tenlasteleggingen “2” en “3” zijn dan ook wel degelijk bewezen, en maakten niet het voorwerp uit van een eerdere tuchtvervolging.
Wat de tenlastelegging “1” betreft
Wat de verklaringen van de advocaat tegenover de stafhouder en in het voorgaand en huidig tuchtonderzoek betreft, oordeelt de Tuchtraad van beroep dat deze tenlastelegging - gelet op de gehele context en de precieze inhoud van de verklaringen - niet bewezen wordt op zulke wijze dat het gedrag van de advocaat op tuchtrechtelijke wijze in strijd zou zijn met de waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid van het beroep.
Sanctie
De hoger vermelde inbreuken zijn zeer ernstig, en houden zonder meer een ernstige tekortkoming in aan de beroepsverplichtingen van de advocaat.
Het staat vast dat de advocaat derdengelden niet correct behandelde, en zelfs - nadat hij eerder n.a.v. een ambtshalve onderzoek tuchtrechtelijk vervolgd werd – bleef volharden in de private aanwending van derdengelden, wat een buitengewoon ernstige inbreuk uitmaakt.
De bewezen verklaarde feiten schenden het vertrouwen dat in advocaten moet kunnen gesteld worden, zowel door hun cliënten, als door de stafhouder en confraters.
De tuchtraad van beroep tilt aan deze ernstige tekortkomingen bijzonder zwaar, en oordeelt dat de advocaat door deze feiten ernstig tekort gekomen is aan de fundamentele verplichtingen van het beroep van advocaat, zodat als tuchtsanctie een schorsing van 21 dagen wordt uitgesproken.
Gelet op het tuchtrechtelijk verleden van de advocaat, waar hij eerder de gunst bekwam van een uitstel van de uitgesproken sanctie n.a.v. een ambtshalve tuchtrechtelijk onderzoek, en gelet op het feit dat hij de Tuchtraad toen voorspiegelde dat hij zich volledig had gereorganiseerd met zelfs een op 12.08.2016 gesloten samenwerkingsovereenkomst, oordeelt de Tuchtraad van beroep dat thans een uitstel van de sanctie geen voldoende ernstige aansporing zou zijn voor de advocaat om zich te herpakken.
De schorsing voor een periode van 21 dagen wordt effectief uitgesproken, teneinde een voldoende aansporing te vormen opdat deze feiten zich niet meer zouden herhalen.
Lees ook deze beslissing
TAG-490: Beslissing 20 maart 2019
Kiesheid, waardigheid en rechtschapenheid
Derdengelden / derdenrekening
Medewerking stafhouder / balie
Vrijspraak