Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Redelijke termijn
- Voorafgaand verhoor
- Art. 132 Codex deontologie voor advocaten en art. 8 EVRM
- Art. 477 Ger. W.
- Bewijslast
- Heropening van de debatten
Beroep werd door de advocaat ingesteld tegen de beslissing, waarbij voor de bewezen verklaarde ten laste gelegde feiten en handelingen een tuchtsanctie van schorsing gedurende een termijn van zes maanden werd uitgesproken.
De stafhouder stelde met toepassing van art. 463, laatste lid Ger.W. tegenberoep in in zoverre de advocaat werd vrijgesproken voor de feiten en handelingen hierna vermeld sub (2), (4) en (6).
In eerste aanleg werd de advocaat opgeroepen teneinde zijn verweer waar te nemen met betrekking tot de volgende ten laste gelegde feiten en handelingen:
- Het niet of niet volledig antwoorden op de vragen gesteld door de stafhouder (art. 455-456 Ger.W.);
- Het stellen van beheersdaden betreffende het vermogen van een cliënte, mevrouw X, zonder naleving van de bepalingen opgenomen in het K.B. van 5 augustus 1991, vervangen door het K.B. van 3 juli 2007;
- Mogelijke inbreuken wegens het nalaten van het bijhouden van volledige en nauwkeurige overzichten van de verrichtingen met de gelden van derden;
- Het aanwenden van gelden die bestemd zijn voor cliënten als voorschot of ereloon, zonder de cliënten daarvan schriftelijk op de hoogte te brengen;
- Het niet zo spoedig als mogelijk overmaken van derdengelden aan hun bestemmeling;
- Mogelijke overtaxatie in 10 opgelijste dossiers.
De tuchtraad in eerste aanleg achtte de tenlasteleggingen (3) en (5) bewezen en de tenlasteleggingen (1), (2), (4) en (6) niet bewezen.
De advocaat betoogt dat artikel 458, §1 Ger.W. werd geschonden (evenals de artikelen 6 EVRM en art. 14 BUPO). Hij is van oordeel dat de advocaat die het voorwerp uitmaakt van een onderzoek het recht heeft om ‘voorafgaand’ aan dat onderzoek te worden gehoord. De niet-naleving van deze regel zou ‘onmiskenbaar’ een schending uitmaken van zijn recht van verdediging.
De schriftelijke mededeling van de opening van het tuchtonderzoek moet niet noodzakelijk gelijktijdig met het begin van het tuchtonderzoek gebeuren en art. 458, §1, tweede lid Ger.W. voorziet niet in enige nietigheidssanctie (J. STEVENS, Advocatuur – Regels en deontologie, Wolters-Kluwer, 2015, p. 1248, randnr. 1516-1517).
Er bestaat in casu geen grond om de voorliggende bewijselementen als onregelmatig of ongeldig te beschouwen, en om de tuchtvervolging ontoelaatbaar (of nietig) te verklaren op formele grond. Er wordt geen schending aangetoond van art. 6.1 EVRM of van art. 14 BUPO.
De exceptie van ontoelaatbaarheid van de vervolging wegens de onregelmatigheid van het gevoerde onderzoek omwille van het niet-horen van de vervolgde advocaat voorafgaand het onderzoek, is niet gegrond.
De tuchtraad van beroep is van oordeel dat de andere ingeroepen excepties (o.a. art. 132 Codex deontologie voor advocaten en art. 8 EVRM; art. 477 Ger.W., e.a.) naar recht falen, onder meer wegens het gebrek aan belangenschade of aan schending van de rechten van verdediging. Er bestaat in casu geen grond om de voorliggende bewijselementen als onregelmatig of ongeldig te beschouwen, en om de tuchtvervolging nietig of ontoelaatbaar te verklaren op formele grond.
Betreffende de tenlastelegging (2) zijn er dossiers verdwenen waarvan de tuchtraad van beroep de wedersamenstelling vraagt aan de advocaat.
Het kan en mag voor de advocaat immers geen enkele moeilijkheid vormen om deze dossiers opnieuw samen te stellen, d.w.z. om aan de hand van de stukken (in het bijzonder de fiscale individuele fiches en de bankuittreksels) een volledig overzicht te geven van de gelden die hij ontving voor mevrouw X en van de betalingen, inhoudingen en doorstortingen die hij deed, onder meer naar zijn eigen rekeningen. De advocaat verwijst hier naar de regels van de bewijslast, maar vergeet dat hij het is die rekening en verantwoording moet geven voor de in naam en voor rekening van mevrouw X ontvangen en beheerde sommen, niet de tuchtrechtelijke overheid. Hij is het die volledige en nauwkeurige overzichten van de verrichtingen met de gelden van derden moet bijhouden.
De tuchtraad van beroep wenst dat de advocaat klaarheid schept in verband met het door hem uitgevoerde mandaat. Hij stelt immers bij herhaling dat hij geen beheer deed. Anderzijds had hij hiertoe wel de volmacht.
Betreffende de tenlastelegging (3) (4) en (5) verzoekt de tuchtraad van beroep eveneens aan de advocaat om nadere toelichting te verschaffen.
De tuchtraad van beroep kan niet vaststellen dat de advocaat over bepaalde rekeningen gevraagd werd uitleg te verschaffen en/of hij dit heeft gedaan.
De advocaat dient te verklaren wat er gebeurd is in twee dossiers. Hij moet uitleg verschaffen over het ontvangen bedrag. Hij moet aanduiden op welke data welke bedragen werden ontvangen en aan wie overgeschreven werd.
Met betrekking tot de rekening derden dient de advocaat aan te duiden:
- welke bedragen hij in deze periodes ontvangen heeft en op welke data;
- op welke data hij deze bedragen aan wie overgemaakt heeft;
- welke rubriekrekeningen hij opende.
Ook wordt hij uitgenodigd:
- om de briefwisseling voor te leggen waaruit blijkt dat hij zijn cliënte op de hoogte hield van de binnenkomende gelden en de toelatingen van zijn cliënte om welbepaalde bedragen in te houden uit hoofde van ereloon, gepaard gaande met de door hem tussentijds opgestelde ereloonstaten;
- om de afrekening voor te leggen waarnaar hij verwees in zijn brief aan de stafhouder en die hij aan zijn cliënte zou hebben overgemaakt wanneer hij werd opgevolgd.
Aangezien de ‘gerecupereerde’ gelden van mevrouw X kennelijk van bij de aanvang tot haar vermogen behoorden, nodigt de tuchtraad van beroep de advocaat uit om enige toelichtende verklaring te geven bij de omvang van het door hem ingehouden en aangerekende ereloon.
De tuchtraad van beroep heropent te dien einde de debatten.
Lees ook deze beslissing
TB-0189-2017: Beslissing 10 december 2019
Strafrechtelijk onderzoek
Heropening van de debatten
Onbepaald uitstel