Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Correctionele veroordeling
- Voorlopig bewindvoerder
- Redelijke termijn
- Eenheid van opzet
- Zes maanden schorsing
De tuchtraad legde aan de advocaat een schorsing van 6 maanden op, wegens volgende ten laste gelegde feiten:
- door zijn betrokkenheid bij feiten van mensenhandel/criminele organisatie rond een Thais massagesalon; en
- door het voorwerp uit te maken van een correctionele veroordeling, wegens deelneming aan voormelde criminele organisatie;
- het stellen van handelingen die strijdig zijn met de wettelijke bepalingen inzake voorlopig bewind en met de informatieplicht van de voorlopige bewindvoerder, nl. volledige, getrouwe en oprechte weergave van het goede beheer en over de beheersrekening;
- als bewindvoerder een bedrag te hebben onttrokken aan het beheer en controle van de beheersverslagen van het bewind van X en een bedrag aan ereloon en kosten te hebben afgehouden waarvoor nooit begroting of machtiging werd gevraagd aan de vrederechter.
Er bestaat geen bezwaar tegen het feit dat de tuchtoverheid, zeker bij ingewikkelde strafonderzoeken, waarop ze geen duidelijk zicht heeft, en die mogelijk een weerslag kunnen hebben op de tuchtrechtelijk onderzochte zaak, beslist om de resultaat van het strafonderzoek af te wachten (J. Stevens, Advocatuur. Regels & Deontologie, Mechelen, Wolters-Kluwer, 2015, p. 1230, nr. 1495).
De tuchtraad van beroep stelt vast dat, onmiddellijk nadat het vonnis kracht van gewijsde had verkregen, het tuchtonderzoek verder werd gezet en beëindigd.
De tuchtraad van beroep oordeelt dan ook dat de redelijke termijn niet werd overschreden.
De tuchtraad van beroep merkt op dat de advocaat enkel schuldig werd verklaard aan het misdrijf, aangeduid in art. 324 bis SWB: bijdrage tot de oogmerken van de criminele organisatie.
Hij werd niet veroordeeld uit hoofde van mensenhandel (art. 433 quinquies § 1, 1° SWB).
Deze tenlastelegging moet dan ook in deze zin herschreven worden.
Het is een advocaat onwaardig om hand- en spandiensten te verlenen aan een criminele organisatie. De advocaat heeft als advocaat fundamenteel onethisch gehandeld.
Ook als voorlopig bewindvoerder heeft de advocaat zich onverantwoord gedragen. In deze hoedanigheid had hij de taak om de (financiële) belangen van de pupil, die hiertoe zelf niet meer in staat was, te behartigen.
Het vertrouwen dat in de advocaat was gesteld heeft hij schaamteloos miskend. Hij heeft gehandeld zonder de meest fundamentele regels die aan de bewindvoering eigen zijn in acht te nemen. Hij heeft daarbij gelden, die aan de pupil toebehoorden, voor zich behouden.
De maatschappij moet vertrouwen kunnen hebben in de advocatuur omwille van diens kwaliteit, integriteit en professionalisme.
De advocaat heeft dit vertrouwen fundamenteel geschonden.
De tuchtraad van beroep stelt daarbij vast dat de advocaat drie tuchtrechtelijke voorgaanden heeft.
Anderzijds stelt de tuchtraad van beroep ook vast dat er een ruime tijdspanne verlopen is tussen het ogenblik waarop de feiten door de advocaat werden gepleegd en het tijdstip van de beoordeling.
Dit gegeven vormt voor de tuchtraad van beroep de enige reden om tegenover de advocaat niet de sanctie van de schrapping uit te spreken.
Het begrip eenheid van opzet vindt geen toepassing in tuchtzaken (J. Stevens, o.c., p. 1229, voetnoot 5933).
De tuchtrechtelijke vervolgingen in beide dossiers vinden weliswaar hun feitelijke oorsprong in een en hetzelfde dossier, maar de tenlasteleggingen verschillen grondig.
Een afzonderlijke sanctionering dringt zich dan ook op.
Om deze redenen bevestigt de tuchtraad van beroep de uitgesproken veroordeling van de advocaat tot een schorsing van zes maanden.
Lees ook deze beslissing
TAA/SM/0283/2017: Beslissing 27 juni 2017
Strafrechtelijke feiten / veroordeling
Nalatigheid als gerechtelijk mandataris
Schorsing
D.18.006.N: Beslissing 8 februari 2019
Strafrechtelijke feiten / veroordeling
Nalatigheid als gerechtelijk mandataris
TB-0188-2017: Beslissing 10 september 2019
Strafrechtelijke feiten / veroordeling
Nalatigheid als gerechtelijk mandataris
Schorsing