Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Permanente vorming
- Lesopdracht
- Waarschuwing
Retro-akten
De tuchtraad veroordeelde de advocaat tot een schorsing voor een periode van 8 dagen.
Hij werd eveneens veroordeeld tot de kosten, begroot op € 165.
Aan de advocaat werden volgende feiten ten laste gelegd:
“Bij inbreuk op het art. 2 van het reglement van 16.06.2010 van de Orde van Vlaamse Balies inzake de permanente vorming geen 16 opleidingspunten behaald te hebben in het gerechtelijk jaar 2012-2013.”
Beoordeling
De tuchtraad van beroep oordeelt dat de feiten, ten laste gelegd van de advocaat, bewezen blijven.
De advocaat argumenteert dat hij een lesopdracht vervult. Deze lesopdracht, die ook een grondige voorbereiding vergt, bewijst dat hij aan permanente vorming doet. Hij stelt dat m.b.t. de erkenning van dergelijke opdracht onduidelijkheid en zelfs willekeur heerst.
De tuchtraad van beroep treedt dit standpunt niet bij.
De Orde van Vlaamse Balies stelde in haar reglement van 2 juni 2004, vervangen door het reglement van 16 juni 2010, opgenomen in de Codex onder hoofdstuk II.3, dat het de deontologische plicht is voor elke advocaat om zich permanent te vormen (art. II.3.1). Ieder advocaat stelt vrij zijn vormingsprogramma samen. Vormingsactiviteiten leveren punten op. Per gerechtelijk jaar moeten 16 punten worden behaald (art. II.3.2). Het doceren door de advocaat van een juridisch opleidingsonderdeel aan een universiteit of een niet-universitaire instelling van het hoger onderwijs kan punten opleveren (art. II.3.3). De advocaat, die een dergelijke activiteit erkent wenst te zien, dient deze activiteit te laten erkennen door de erkenningscommissie die in de schoot van de OVB werd opgericht (art. II.3.3).
De tuchtraad van beroep kan enkel vaststellen dat uit niets blijkt dat de advocaat om deze erkenning heeft verzocht.
Bovendien kan het doceren slechts worden erkend voor 2 punten per gedoceerd uur, met een maximum van 10 punten (art. II.3.3).
Zelfs indien de advocaat dus voor zijn lesopdracht om erkenning zou hebben gevraagd, en indien hij deze erkenning ook zou hebben bekomen, dan nog had hij onvoldoende punten behaald.
De feiten, ten laste gelegd van de advocaat, zijn dan ook bewezen.
Sanctionering
Permanente vorming is een wettelijke en een deontologische verplichting. De advocaat kwam deze verplichting niet na.
Rekening houdend evenwel met het feit dat de advocaat de noodzaak van de permanente vorming erkent, maar de door hem ontwikkelde activiteiten (lesopdrachten in bijzondere juridische materies) onjuist heeft ingeschat (welke inschatting klaarblijkelijk mede veroorzaakt werd door de houding die de ordinale overheid tegenover hem tevoren had aangenomen), en rekening houdend met zijn anciënniteit en goed tuchtrechtelijk verleden, acht de tuchtraad van beroep de waarschuwing een voldoende sanctie voor de door hem begane inbreuk.
De tuchtraad van beroep gaat er daarbij van uit dat deze milde sanctie een voldoende waarschuwing zal zijn voor de advocaat om in de toekomst de bepalingen van het reglement op de permanente vorming na te leven.
De kosten
De tuchtraad van beroep oordeelt dat de kosten en uitgaven, gemaakt door de stafhouder of door wie door de stafhouder als onderzoeker werd aangeduid (art. 458 § 1 Ger . W.) en de kosten en uitgaven, verbonden aan de behandeling van de zaak door de tuchtraad of door de tuchtraad van beroep, geen kosten zijn, zoals bedoeld in art. 460 Ger. W. Het betreft immers geen kosten die voor het onderzoek of voor het onderzoek ter terechtzitting werden gemaakt. Het betreft integendeel kosten die inherent zijn aan het onderzoek of de behandeling van de zaak door de tuchtraad of de tuchtraad van beroep (cf. Hof van Cassatie, eerste kamer, 20 maart 2015).
De kosten die in de beslissing van de tuchtraad ten laste werden gelegd van de advocaat zijn geen kosten die voor het onderzoek of voor het onderzoek ter terechtzitting werden gemaakt, maar kosten van het onderzoek en konden niet ten laste worden gelegd van de advocaat.