Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Verzoek tot verbetering beslissing tuchtraad
- Artikel 794 Ger.W.
- Artikel 19 Ger. W.
De advocaat verzoekt om, toepassing makend naar analogie met de artikelen 794-794/1 e.v. Ger. W., de beslissing van 09.02.2016 te verbeteren, c.q. het verzuim te herstellen, en haar vrij te spreken van alle tuchtrechtelijke inbreuken. Verzocht wordt de NOAB te veroordelen tot de kosten, met inbegrip van een rechtsplegingsvergoeding, begroot op 1 euro provisioneel.
Zij beroept zich voor dit verzoek op een sedert de beslissing van 09.02.2016 nieuw aan het licht gekomen feit, nl. een arrest van het hof van beroep te Brussel van 13.03.2018, waarin uitdrukkelijk vermeld zou zijn dat “de curator in elk geval niet bewijst dat mevrouw X als advocaat een fout heeft begaan”. Zij is van mening dat indien dit feit gekend was, er ofwel geen tuchtrechtelijke vervolging meer zou zijn ingesteld, ofwel de vervolging minstens zou zijn opgeschort.
Zij verzoekt dat de Tuchtraad van beroep thans zijn beslissing van 09.02.2016 zou verbeteren, c.q. zijn verzuim van inachtneming van het arrest van het hof van beroep van 13 maart 2018 zou herstellen, en opnieuw zou beraadslagen en beslissen om haar vrij te spreken van de betichting te hebben meegewerkt aan een frauduleuze vereffening.
Meteen zouden ook de andere betichtingen niet meer “als verzwarend” meegenomen kunnen worden in de beoordeling.
Besloten wordt dat een nieuwe beslissing zou genomen worden waarin de advocaat van alle tuchtrechtelijke inbreuken zou worden vrijgesproken.
De eerste twee leden van artikel 19 Ger. W. luiden als volgt:
“Het vonnis is een eindvonnis inzover daarmee de rechtsmacht van de rechter over een geschilpunt uitgeput is, behoudens de rechtsmiddelen bij de wet bepaald.
De rechter die zijn rechtsmacht over een geschilpunt heeft uitgeput, kan terzake niet meer worden geadieerd, behoudens de bij dit Wetboek bepaalde uitzonderingen.”
Voor zover beroep gedaan wordt op art. 794/1 Ger. W. merkt de Tuchtraad van beroep op dat er meer dan een jaar verlopen is nadat de beslissing van 09.02.2016 in kracht van gewijsde is gegaan, zodat het recht om op die grond herstel te vorderen vervallen is.
Voor zover “naar analogie” van art. 794 Ger. W. gevorderd wordt, merkt de Tuchtraad van beroep op dat de wetswijziging van 25 mei 2018 betreffende art. 794 en art. 794/1 Ger. W. als finaliteit had “te vermijden dat de beroepsinstanties worden belast met rechtsmiddelen die louter beogen vormgebreken recht te zetten, en tegelijkertijd de rechtszoekende die zich geschaad acht door deze formele onregelmatigheden een wijze van herstel te bieden die effectief, snel en minder kostelijk is, zowel voor hem als voor de openbare dienst”. “Het is de bedoeling een einde te maken aan de openstelling van rechtsmiddelen (met name het hoger beroep en het cassatieberoep) wanneer de grief louter bestaat in de aangifte van een vormelijke nietigheid die een weerslag heeft op de beslissing. Dergelijke kleinigheden kunnen beter, sneller en goedkoper worden hersteld via het stelsel tot verbetering van materiële verschrijvingen zoals bedoeld in artikel 794 en volgende.”
Dat de rechter zich in het kader van eenzelfde procedure tussen dezelfde partijen niet meer mag uitspreken over een kwestie die reeds beslecht is, niet op grond van de regel van private orde van het gezag van gewijsde, maar wel op grond van de regel van openbare orde van de onttrekking van de zaak aan de rechter die verankerd is in artikel 19, eerste en tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
In casu is reeds cassatieberoep aangetekend tegen de beslissing van de Tuchtraad van beroep van 09.02.2016, en dit cassatieberoep werd verworpen bij arrest van het Hof van Cassatie van 16.12.2016.
In casu is de rechtsmacht van de Tuchtraad van beroep over de tuchtvordering lastens de advocaat uitgeput, de mogelijke rechtsmiddelen werden aangewend en verworpen, en de Tuchtraad van beroep kan terzake niet meer worden geadieerd, behoudens de bij dit Wetboek bepaalde uitzonderingen (art. 19, eerste en tweede lid, Ger. W.,).
Het verzoek van de advocaat om opnieuw haar tuchtrechtelijke schuld te onderzoeken op basis van nieuwe stukken valt niet onder de in art. 19, tweede lid, Ger W. bepaalde uitzonderingen.
In casu is het onmogelijk een fout of leemte in de beslissing van 09.02.2016 te verbeteren zonder de in die beslissing bevestigde rechten uit te breiden, te beperken of te wijzigen.
Louter volledigheidshalve, in de mate het doel van de advocaat bij huidige procedure er eigenlijk in zou bestaan om een herziening te bekomen van de tuchtrechtelijke uitspraak van 09.02.2016, merkt de Tuchtraad van beroep op dat noch artikel 6.1 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, noch artikel 14.1 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, noch enige andere internrechtelijke wettelijke bepaling een recht van toegang tot de rechter waarborgen teneinde de herziening te bekomen van een tuchtprocedure tegen een advocaat indien die tuchtprocedure reeds werd afgesloten met een in kracht van gewijsde gegane beslissing die over dergelijke rechten en plichten uitspraak heeft gedaan. (zie in dezelfde zin: Cassatie, 15 november 2018 (1e k.) AR D.17.0017.F).
Het verzoek van de advocaat is niet ontvankelijk voor zover gebaseerd op art. 794/1 Ger. W., en in de mate dat het voor het overige ontvankelijk is, is het verzoek ongegrond.
Lees ook deze beslissing
SBT-105: Beslissing 28 april 2015
Schulden
Medewerking stafhouder / balie
Ereloon
Gedeeltelijke vrijspraak
Schorsing
TB-0139-2015: Beslissing 9 februari 2016
Nalatigheid als gerechtelijk mandataris
Schorsing