Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Ernstige tekortkomingen deontologische beginselen van kiesheid, waardigheid, rechtschapenheid en confraterniteit en behoorlijke beroepsuitoefening
- Afbreuk aan de rechten van de rechtszoekende, aan de goede naam, de reputatie van de Orde en de advocatuur in het algemeen
- Procedures voorspiegelen die niet met de werkelijkheid overeenstemmen
- Vorderen van aanzienlijke honoraria voor fictieve prestaties
- Onwaardig gedrag t.a.v. cliënt en familie
- Poging tot ontvangen van aanzienlijke provisies in pro-Deozaak
- Intimidatie en verbale agressie
- Onwaardig gedrag en incident in gevangenis
- Herhaaldelijk onbetamelijk en onconfraterneel optreden
- Aantasting vertrouwen van de burgers en confraters in de aard en de draagwijdte van haar optreden
- Afbreuk van de eer van de Orde
- Termijn art. 459 Ger. W.
- Procedure niet nietig
- Hoger beroep deels gegrond
- Deels vrijspraak en berisping
Conform art. 860 Ger. W. (Cass., 17 maart 1988, R.W. 1988-89, 257), dat hier van toepassing is op grond van art. 2 Ger. W., is het feit dat de kennisgeving van het tuchtonderzoek niet alle feiten vermeldt geen reden van onontvankelijkheid of niet toelaatbaarheid (Cass., 4 mei 1972, Arr. Cass. 1972, 824, Pas. 1972, 806, R.C.J.B.1973, 233; Cass., 13 september 1974, Arr. Cass. 1974, 53, Pas. 1975, 45. Ook in strafzaken bestaat er, wat de burgerlijke vordering betreft, slechts nietigheid wanneer de wet die uitdrukkelijk bepaalt: Cass, 21 mei 2002, Pas. 2002, 1197. In tuchtzaken gelden dezelfde overwegingen en principes: Cass., 17 maart 1988, Arr. Cass. 1987-88, 937, R.W. 1988-89, 257; Cass., 5 januari 2006, R.W. 2008-09, 110).
Het zou trouwens van een gebrek aan realiteitszin getuigen dat wanneer in de loop van een onderzoek nieuwe feiten opduiken telkens een mededeling (“cautio”) aan de betrokken advocaat gestuurd zou moeten worden.
Bovendien kan enkel worden vastgesteld dat de advocaat over alles werd ondervraagd, stelling heeft genomen en zich achteraf op vrije wijze kon verdedigen en dit ook heeft gedaan. Zij maakte immers een omvangrijk dossier bewijsstukken aan de onderzoeker over. Ook deze werden bij het tuchtdossier gevoegd.
De advocaat heeft niet gevraagd om het verhoor uit te stellen. Zij heeft hieraan zonder enig voorbehoud deelgenomen. Zij heeft meegedeeld nog stukken aan haar verhoor toe te zullen voegen. Zij heeft dit ook gedaan.
Uit het verslag van het verhoor kan geenszins worden afgeleid dat het onderzoek niet à charge en à décharge werd gevoerd. Er werd bovendien, zoals reeds werd vermeld, afgesproken dat de advocaat bijkomende uitleg, ten hare gunste, zou verstrekken. Zij heeft dit ook gedaan.
De tuchtraad van beroep merkt in dit verband nog op dat de voorzitter van het BJB op verzoek van de advocaat door de tuchtraad werd gehoord.
Het kwam aan de advocaat toe om de gegevens, die zij aan haar dossier toegevoegd wenste te zien, zo snel mogelijk aan te bezorgen. Dit was in haar eigen belang. Het staat onbetwistbaar vast dat de advocaat getalmd heeft.
Essentieel is evenwel dat de gegevens, die de advocaat wenste bij te brengen, door haar werden bijgebracht. Van deze gegevens konden de tuchtraad en de tuchtraad van beroep kennis nemen en in hun oordeelsvorming betrekken.
Er bestaat geen reden om tot nietigheid van de gevoerde procedure te besluiten.
De communicatie die de advocaat voert is in strijd met de waardigheid van het beroep.
Het hoger beroep is ten dele gegrond. De tuchtraad van beroep acht niet bewezen dat de advocaat zich in B onwaardig heeft gedragen. De tuchtraad van beroep spreekt haar hiervoor dan ook vrij.
De overige tenlasteleggingen blijven bewezen verklaard. Zowel in het dossier A als in het dossier S heeft de advocaat op ongepaste wijze gecommuniceerd. Haar taalgebruik is een advocaat onwaardig. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij te allen tijde een beleefd taalgebruik hanteert, dat blijk geeft van een minimum aan afstand en respect.
De tuchtraad van beroep behoudt de uitgesproken tuchtstraf van de berisping. De tuchtraad van beroep rekent erop dat de advocaat zich in de toekomst zal onthouden van impulsieve en kwetsende uitlatingen.
Spreekt de advocaat vrij van de betichting “incident gevangenis B op 1 juli 2014: onwaardig gedrag van een advocaat in de gevangenis rekening houdende met de belangen van de cliënt en met de belangen van het personeel”.
bevestigt voor het overige de beslissing van de tuchtraad voor advocaten van de balies van het rechtsgebied van het hof van beroep te Brussel d.d. 24.02.2015 waarbij aan de advocaat de tuchtstraf van berisping werd opgelegd.
Lees ook deze beslissing
SBT-106: Beslissing 24 februari 2015
Onwaardig gedrag
Misbruik BJB systeem
Gedeeltelijke vrijspraak
Berisping
D.15.0016.N: Arrest 13 januari 2017
Onwaardig gedrag
Nalatigheid bij behandeling dossier / verwaarlozing belangen cliënt