Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Gebrek aan rechtsmacht
De advocaat was op het ogenblik van de feiten die hem ten laste worden gelegd advocaat bij de Orde van Advocaten te Kortrijk. Hij was er tevens lid van de raad van de Orde.
Artikel 456, vierde lid Ger. W. bepaalt :
“Ten aanzien van de voorzitter, de kamervoorzitters, de assessoren en de plaatsvervangende assessoren, de secretarissen en de plaatsvervangende secretarissen van de tuchtraad en de advocaten die lid zijn van de tuchtraad van beroep, en ten aanzien van de stafhouders en de leden van de raden van de Orde, behoort de tuchtrechtelijke procedure in eerste aanleg tot de bevoegdheid van de tuchtraad van een ander rechtsgebied, dat wordt aangewezen door de voorzitter van de tuchtraad van beroep. In dat geval wordt het tuchtrechtelijk onderzoek gevoerd door de stafhouder, of in voorkomend geval door de voorzitter van de tuchtraad van bedoeld rechtsgebied.”
Sinds het ontstaan van de wet bestaat er betwisting over de vraag wie de stafhouder is die het tuchtrechtelijk onderzoek in dat geval voert.
In een bepaalde interpretatie van de wet blijft dit de stafhouder van de eigen balie of een door hem aangesteld onderzoeker. In een andere interpretatie moet het onderzoek worden gevoerd door een stafhouder van een van de Ordes van Advocaten die vallen onder de tuchtraad van een ander rechtsgebied dat werd aangewezen door de voorzitter van de tuchtraad van beroep.
In beide interpretaties is enkel de tuchtraad van een ander rechtsgebied bevoegd en dient deze tuchtraad te worden aangewezen door de voorzitter van de tuchtraad van beroep.
Uit de briefwisseling kan enkel worden afgeleid dat de tuchtraad voor advocaten van de Ordes van het rechtsgebied Antwerpen niet rechtsgeldig werd aangewezen door de voorzitter van de tuchtraad van beroep om te zetelen in beide zaken.
Nog afgezien van de vraag of de voorzitter van de tuchtraad van beroep de kennisgeving van zijn beslissing in uitvoering van artikel 456, vierde lid Ger. W. kan delegeren aan een stafmedewerker van de Orde van Vlaamse Balies, kan uit de lezing van de twee brieven uitgaande van de stafmedewerker, handelende in opdracht van de voorzitter van de tuchtraad van beroep, enkel worden afgeleid dat de voorzitter van de tuchtraad van beroep de stafhouder van de Orde van Advocaten te Antwerpen aanwees in het kader van het tuchtrechtelijk onderzoek, maar niet dat hij, zoals artikel 456, vierde lid Ger. W. voorschrijft, de tuchtraad voor advocaten van de Ordes van het rechtsgebied Antwerpen aanwees als bevoegde tuchtraad.
Artikel 456, vierde lid Ger. W. bepaalt niet dat de voorzitter van de tuchtraad van beroep een stafhouder aanwijst om het onderzoek te voeren, maar wel dat hij de tuchtraad van een ander rechtsgebied aanwijst als bevoegde tuchtraad voor de tuchtrechtelijke procedure.
De tuchtraad voor advocaten van de Ordes van het rechtsgebied Antwerpen heeft dienvolgens terecht geoordeeld dat hij in beide zaken zonder rechtsmacht was.
Lees ook deze beslissing
TAA/SA/0183/2014: Beslissing 29 augustus 2014
Nalatigheid als gerechtelijk mandataris
Derdengelden / derdenrekening
rechtsmacht
TB-0121-2014: Beslissing 10 maart 2015
Bevoegdheid / onbevoegdheid
Ontvankelijkheid / onontvankelijkheid