Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Schorsing 15 dagen met uitstel gedurende termijn van 3 jaar
- Niet beantwoorden brieven voorzitter BJB en stafhouder
- Geen eerlijkheid t.o.v. gerechtsdeurwaarder en cliënt
- Door onjuiste informatie uitvoerend beslag trachten te verhinderen
- Laten verstrijken van verjaringstermijn
- Cliënt in ongewisse laten
- Gebrek aan respect t.a.v. stafhouder
- Beroep ongegrond
- Uitgestelde schorsing koppelen aan termijn
De advocaat heeft met volle kennis van zaken onjuiste informatie verstrekt aan de gerechtsdeurwaarder – niet alleen mondeling maar ook in de verzetsakte – om deze laatste op een dwaalspoor te zetten en finaal de oplading van goederen op te schorten. Er is geen redelijke twijfel over het feit dat de gerechtsdeurwaarder de oplading enkel heeft geschorst na mededeling van de advocaat dat zijn term “neerlegt” in zijn verzetsakte moest worden begrepen als “vandaag nog neer te leggen”. Als hij zou hebben meegedeeld dat het verzoekschrift “later” zou worden neergelegd, zoals hij thans stelt de bedoeling te zijn geweest, had hij dit vooreerst ook zo in zijn verzetsakte moeten schrijven en in dezelfde hypothese zou de gerechtsdeurwaarder de uitvoering niet geschorst hebben en zelfs niet hebben mogen schorsen gelet op de concrete instructies van zijn opdrachtgever. Het is overduidelijk dat het voor hem absoluut onmogelijk was om zijn verzoekschrift ex. artikel 17 §2 WCO klaar te krijgen en neer te leggen ter griffie vóór de oplading van de goederen (d.w.z. de navolgende uitvoeringsdaad van de gerechtsdeurwaarder).
Voor het niet-beantwoorden van de brieven van de BJB-voorzitter en de stafhouder wordt geen enkele rechtvaardiging opgegeven. Het meermaals niet beantwoorden van brieven of vragen tot uitleg van de voorzitter van het bureau voor juridische bijstand en van de stafhouder impliceert uiteraard een inbreuk op de waardigheid die van een advocaat bij de uitoefening van zijn beroep verwacht wordt.
M.b.t. de verstreken termijn, erkent de advocaat dat hij de zaak van die bepaalde cliënt heeft laten aanmodderen tot de wettelijke termijn om de zaak in te leiden verstreken was en dit zonder zijn cliënt de waarheid mee te delen.
De advocaat heeft ernstige inbreuken gepleegd op de plicht tot kiesheid, waardigheid en rechtschapenheid die een advocaat dient na te komen. Een zogezegd tekort aan mankracht binnen zijn kantoor heeft niets te maken met de tenlasteleggingen die uitsluitend het gevolg zijn van gebrek aan eerlijkheid tegenover de medewerkers van het gerecht (in casu de gerechtsdeurwaarder), de cliënt en een gebrek aan respect voor het ambt van de stafhouder.
Het hoger beroep is ongegrond en de opgelegde straf van 15 dagen schorsing met uitstel is een passende sanctie. Evenwel stelt de tuchtraad van beroep vast dat de tuchtraad de tuchtsanctie van de schorsing heeft uitgesteld zonder hieraan een tijdsbepaling te koppelen. De tuchtraad van beroep trekt de zaak aan zich en oordeelt dat de tuchtsanctie dient te worden uitgesteld voor een periode van 3 jaar.
Lees ook deze beslissing
TAG-264: Beslissing 14 mei 2014
Briefwisseling
Nalatigheid als gerechtelijk mandataris
Medewerking stafhouder / balie
Schorsing met uitstel