Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Niet betalen gerechtskosten
- Niet (tijdig) beantwoorden brieven stafhouder en confrater
- Niet overmaken dossier aan opvolger
- Niet beantwoorden vragen van cliënten
- Bevoegdheid ratione personae tuchtraad van beroep
- Art. 469 Ger. W.
- Weglating tableau
- Art. 6 EVRM
- Onafhankelijke rechtsmacht
- Als ‘gewone burger’ voor tuchtrechters
- Geen ongelijke behandeling met andere burgers
- Relevantie tuchtstraf na weglating tableau
- Geen immuniteit door weglating
- Hoger beroep ongegrond
- Schorsing 6 maanden waarvan 3 maanden met uitstel gedurende 3 jaar + de kosten
Nu de advocaat voor 1 van de 7 tenlasteleggingen werd vrijgesproken en tegen deze ene tenlastelegging geen hoger beroep instelde, is de tuchtraad van beroep slechts gevat ten aanzien van de andere 6 tenlasteleggingen.
Procedureel: bevoegdheid tuchtraad van beroep
Ondanks de weglating van de advocaat van het tableau sedert 1 januari 2014 , is de tuchtraad van beroep wel degelijk nog bevoegd voor de beoordeling van feiten die hem ten laste gelegd werden tijdens zijn beroepsloopbaan. Artikel 469 Ger. W. bepaalt uitdrukkelijk dat de tuchtraad bevoegd is om uitspraak te doen over de tuchtrechtelijke vervolgingen die ingesteld zijn wegens feiten gepleegd vóór de beslissing waarbij de advocaat van het Tableau van de Orde is weggelaten, indien het onderzoek uiterlijk één jaar na die beslissing is ingesteld. Het tuchtrechtelijke onderzoek is volledig gebeurd en de tuchtraad in eerste aanleg werd geadieerd toen hij nog advocaat was. Ook de tuchtraad van beroep werd gevat toen hij nog advocaat was. Het is slechts in de loop van de beroepsprocedure voor de tuchtraad van beroep dat hij de weglating van het tableau heeft aangevraagd en verkregen. De weglating tast de saisine van de tuchtraad van beroep niet aan en de tuchtraad van beroep verliest daardoor geenszins haar bevoegdheid ratione personae.
Artikel 6 EVRM en het recht te worden beoordeeld door een onpartijdige en onafhankelijke rechtsmacht, verzet zich er niet tegen dat de inmiddels weggelaten advocaat als ‘gewone burger’ nog berecht wordt door tuchtrechters die geen deel uitmaken van de onafhankelijke rechterlijke macht. De tuchtraad in eerste aanleg en de tuchtraad van beroep zijn de door de wet aangewezen rechtscolleges die tuchtrechtelijke tenlasteleggingen beoordelen, indien het feiten betreft die gepleegd zouden zijn door advocaten. De loutere omstandigheid dat de heer X inmiddels de hoedanigheid van advocaat verloren heeft ingevolge de weglating, op zijn verzoek, van het tableau van de Orde, heeft echter geenszins voor gevolg dat de tuchtraad van beroep geen onpartijdige en onafhankelijke tuchtrechter meer zou zijn met betrekking tot de hem verweten tuchtrechtelijke tenlasteleggingen. De tuchtraad van beroep verliest zijn pre-existerende onafhankelijkheid en onpartijdigheid niet doordat de heer X weggelaten wordt van het tableau.
Dat de heer X nog steeds onderworpen is aan de tuchtrechtelijke rechtsmacht van de tuchtraad van beroep, ofschoon hij niet de hoedanigheid van advocaat heeft, is verantwoord door de omstandigheid dat hij voorheen wel degelijk advocaat was en dat het feiten van tuchtrechtelijke aard zijn, die verband houden met de uitoefening van het beroep van advocaat en thans ter beoordeling voorliggen – terwijl deze situatie zich voor andere burgers, die voorheen het beroep van advocaat niet uitgeoefend hebben, uiteraard niet voordoet. Er is in deze dus geen sprake van enige ongelijke behandeling.
Artikel 469 Ger. W. gaat over de vraag of er nog een tuchtvervolging kan worden ingesteld tegen een advocaat na diens weglating van het tableau en schrijft voor dat de tuchtraad bevoegd blijft voor zover het tuchtonderzoek uiterlijk één jaar na de beslissing tot weglating is ingesteld. Indien de tuchtraad bevoegd blijft ten aanzien van tuchtrechtelijke vergrijpen die gepleegd zijn vóór de weglating, maar ten aanzien waarvan het tuchtonderzoek ingesteld wordt binnen het jaar na de weglating, dan volgt daaruit noodzakelijkerwijze dat ook de tuchtraad van beroep ten aanzien van dergelijke feiten bevoegdheid behoudt. Indien de stelling van de heer X gevolgd zou worden dat enkel de tuchtraad en niet de tuchtraad van beroep bevoegd zou blijven, zou dit betekenen dat ten aanzien van tuchtvervolgingen die ingesteld worden nà de weglating van het tableau, er slechts één enkele aanleg mogelijk is, zonder dat er tegen de beslissing van de tuchtraad in eerste aanleg enig hoger beroep mogelijk zou zijn. Dergelijke redenering is manifest in strijd, niet alleen met de eigen belangen van de heer X zelf, maar meer algemeen met de wettelijke regeling van de tuchtprocedure.
Relevantie tuchtstraf na weglating van het tableau:
Het is geenszins zo dat de omstandigheid dat een advocaat weggelaten is van het tableau en op pensioen gegaan is, met zich zou meebrengen dat een tuchtstraf niet meer relevant zou zijn. Het is niet omdat een tuchtstraf ingevolge de weglating minder impact heeft op de betrokkene, dat zij zonder belang zou zijn.
Ook na de weglating van het tableau blijft een tuchtstraf relevant, al was het maar omdat ermee rekening kan worden gehouden bij een hypothetische terugkeer naar de balie. Ook vanuit het oogpunt van de tuchtrechtelijke organisatie van het beroep van advocaat is het van belang dat ten aanzien van tuchtrechtelijke vergrijpen daarmee overeenkomstige tuchtrechtelijke sancties worden uitgesproken conform de wet en de tuchtrechtelijke beginselen van het beroep van advocaat. De weglating van het tableau impliceert voor de betrokken (weggelaten) advocaat op tuchtrechtelijk vlak geen immuniteit van jurisdictie. Weglating van het tableau is geen vrijbrief voor voorheen gepleegde tuchtrechtelijke vergrijpen.
Strafmaat en veroordeling tot de kosten
In meest ondergeschikte orde vraagt de heer X dat hem de lichtste tuchtstraf zou worden opgelegd, en in elk geval vraagt hij een uitspraak van enige veroordeling op te schorten. Vreemd dat hij enerzijds pleit dat na zijn weglating van het tableau een tuchtstraf zonder pertinentie geworden is, maar anderzijds toch vraagt dat de tuchtraad van beroep de opgelegde effectieve tuchtstraf van schorsing zou omzetten in een opschorting.
Gezien de hoeveelheid inbreuken en het repetitieve karakter daarvan is de in eerste aanleg uitgesproken tuchtsanctie van schorsing van 6 maanden, waarvan 3 maanden met uitstel gedurende 3 jaar, verantwoord, des te meer nu uit het dossier blijkt dat hij een geschiedenis van tuchtrechtelijke veroordelingen met zich meedraagt voor feiten die vaak gelijkaardig zijn aan deze die thans ter beoordeling voorliggen.
M.b.t. de kosten waartoe hij door de tuchtraad in eerste aanleg werd veroordeeld, is het een vast beginsel in tuchtzaken dat de advocaat die zich schuldig maakt aan tuchtrechtelijke vergrijpen, veroordeeld kan worden tot de kosten die verband houden met de tuchtrechtelijke procedure.
Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.
Lees ook deze beslissing
SLT-83: Beslissing 18 juni 2013
Medewerking stafhouder / balie
Opvolging
Gebrekkige communicatie cliënt
Schorsing met uitstel