Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
TB-0052-2012: Beslissing 5 juli 2012
- Ingeroepen nietigheid oproeping door voorzitter tuchtraad
- Beweerde onverstaanbaarheid/onduidelijkheid
- Basisprincipes beroep van advocaat
- Strafrechtelijke inbreuken versus tuchtrechtelijke inbreuken
- Bevoegdheid tuchtraad
- Exceptio obscuri libelli
- Benadeling Belgische staat
- Wetsontduiking
- Raadsman van partijen met tegenstrijdig belang
- Collusie
- Schending beroepsgeheim
- Kwaadwillig negeren injunctie stafhouder
- Schorsing één jaar
Procedureel m.b.t. de ontvankelijkheid
De oproeping door de voorzitter van de tuchtraad is niet nietig. Uit de oproeping blijkt voldoende duidelijk welke de feitelijke tenlasteleggingen zijn die t.o.v. de advocaat werden geformuleerd. Betichtingen verwijzen bovendien uitdrukkelijk naar de normen die verwoord worden in art. 455 Ger. W. In dit artikel krijgt de Raad van de Orde de opdracht om bepaalde normen te handhaven. De tuchtrechtelijke uitvoering van deze opdracht is aan de stafhouder toegewezen. Inbreuken op deze normen worden door de stafhouder vervolgd. Deze normen behoren tot de basisprincipes van het beroep van advocaat. In dit kader kan overigens tevens verwezen worden naar de CCBE nu de reglementen van de CCBE behoren tot de reglementen die het beroep van advocaat in België bepalen.
De strafrechtelijke inbreuken waarnaar wordt verwezen in de brief van de stafhouder en de verwijzing naar de brief van de voorzitter worden duidelijk onderscheiden van de inbreuken op de normen waar art. 455 Ger. W. naar verwijst. Deze strafrechtelijke inbreuken vallen niet onder de jurisdictie van de tuchtraad. De tuchtraad laat zich dan ook niet uit over het al dan niet bestaan van een strafrechtelijke inbreuk en van een al dan niet juist geciteerd strafwetsartikel. Het is niet de taak van de tuchtraad om strafrechtelijk beteugelde feiten vast te stellen of op een juiste kwalificatie te beoordelen. Het aanwezig zijn van enig strafrechtelijk stuk is dan ook niet ter zake dienend. Tuchtrecht is geen strafrecht. Tuchtrecht is een interne procedure tegenover de leden van een korps of een gereglementeerd beroep, die de eer en de waardigheid van hun functie of beroep hebben miskend, of inbreuk hebben gemaakt op de beginselen die eraan ten grondslag liggen. De ingeroepen nietigheden – exceptio obscuri libelli – kunnen niet worden aanvaard.
De vordering is ontvankelijk.
Ten gronde
Het adviseren aan de dochters/cliënten om strafklacht met burgerlijke partijstelling neer te leggen tegen hun moeder/cliënt als tactiek ten nadele van de fiscus, zonder vermelding aan de moeder/cliënt van het risico van een strenge correctionele veroordeling en hierbij de moeder verder als cliënte te ontvangen, is een handelswijze die in strijd is met de waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die ten grondslag liggen aan het beroep van advocaat.
Meehelpen aan de collusie tussen de dochters/cliënten en hun moeder/cliënt door mee te werken aan de bedrieglijke organisatie van het onvermogen van de moeder teneinde een belastingaanslag te verhinderen maakt tevens een inbreuk uit op art. 455 Ger. W. (waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid).
Het beroepsgeheim van de advocaat is een deontologische norm en wordt gegarandeerd binnen deze grenzen: de openbaring door een advocaat van bepaalde feiten moet enig moreel of materieel nadeel kunnen bezorgen aan de cliënt en de advocaat moet de feiten vernomen hebben in zijn hoedanigheid van advocaat.
Het meedelen door de advocaat aan zijn eigen zoon dat een cliënt haar appartement snel en aan een lage prijs zou verkopen gelet op de financiële nood waarin de cliënt verkeerde, is een inbreuk op de plicht tot beroepsgeheimhouding aangezien het belang van de cliënt werd geschonden. De cliënt werd namelijk aangezet om haar appartement aan een te lage prijs te verkopen. De norm vervat is art. 455 Ger. W. werd in casu duidelijk geschonden nu de advocaat niet enkel in strijd met zijn beroepsgeheim zijn zoon het appartement van de cliënt heeft laten kopen aan een zeer lage prijs doch tevens ervoor heeft gezorgd dat het appartement aan het dubbele van de aankoopprijs kon worden verkocht, en bovenal omdat de geadviseerde verkoop door de cliënt van een appartement ingegeven was om het goed te onttrekken aan de uitwinning door de fiscus.
Het kwaadwillig negeren van een aanwijzing/injunctie van de stafhouder om zich van een bepaalde handeling te onthouden terwijl de mogelijkheid bestond om aan het verzoek van de stafhouder tegemoet te komen, betreft een deontologisch verkeerde houding.
De tenlasteleggingen zijn zeer ernstig en staan zeer ver af van de norm van wat een advocaat moet zijn. Een advocaat heeft niet als taak de fiscus te benadelen of hieraan zijn medewerking te verlenen. Hij heeft de eed gezworen om de wetten van het Belgische volk te eerbiedigen en dient zijn cliënt te adviseren dit te doen en zeker niet mee te werken om de wet te ontduiken. Het feit bovendien dat de advocaat niet het minste schuldbesef heeft noch m.b.t. de deontologie, noch m.b.t. de benadeling van de Belgische staat in de persoon van de fiscus, verantwoordt als tuchtsanctie een schorsing van één jaar.