Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Niet naleven schorsing
- Schrapping
Ingevolge beslissing van de Nederlandstalige Tuchtraad van Beroep voor Advocaten, 1ste Kamer van 10.05.2016 werd de advocaat voor 1 jaar geschorst.
Deze beslissing bekwam kracht van gewijsde op 15.07.2016.
Vanaf dan was het de advocaat verboden zijn beroepsactiviteit uit te oefenen. Niettegenstaande het verbod cliënten te ontvangen, ontving hij op 01.09.2016 de heer X en stuurde hem met een beroepsakte naar de griffie van het Hof van Beroep om deze aldaar neer te leggen.
De advocaat beroept zich op de tuchtprocedure die inzake de magistratuur is ingevoerd in het gerechtelijk wetboek, en meer bepaald art. 415, eerste lid dat bepaalt dat “een zaak wordt bij de tuchtraad aanhangig gemaakt binnen zes maanden nadat de overheid die bevoegd is om de tuchtprocedure in te stellen, kennis heeft genomen van de feiten.”
Dit staat volgens de advocaat schril in tegenstelling tot de verjaringstermijn die in zake de advocatuur geldt, en waarbij art. 474 Ger. W. een verjaringstermijn van twaalf maanden heeft ingesteld voor het instellen van een tuchtonderzoek tegen een advocaat, waarbij de tuchtoverheid beschikt over die termijn van twaalf maanden na de daadwerkelijke kennisname van de feiten om het tuchtonderzoek in te stellen.
De vergelijking die wordt aangevoerd tussen de tuchtprocedure in zake de advocatuur enerzijds en die in zake de magistratuur anderzijds kan bezwaarlijk weerhouden worden, aangezien dit volgens de tuchtraad geen zonder meer vergelijkbare categorieën betreft. Het gelijkheidsbeginsel is niet geschonden.
Door een cliënt op consultatie te ontvangen en een beroepsakte op te stellen, stelde hij handelingen als advocaat tijdens de niet betwiste periode van schorsing, wat volstrekt onaanvaardbaar is, temeer hij zijn cliënt klaarblijkelijk niet informeerde over de schorsing die hem was opgelegd: aldus schond de advocaat op flagrante wijze het vertrouwen dat een cliënt noodzakelijk moet kunnen hebben in zijn cliënt, en overtrad hij bijgevolg een van de essentiële beginselen waarop het beroep van advocaat is gesteund.
Dat de advocaat in deze handelswijze voor zichzelf kennelijk geen probleem zag, spoort volkomen met het algemeen beeld van negatieve en chaotische wijze waarop hij zijn beroep als advocaat uitoefent, derwijze dat zijn kantoor onder bewind diende te worden geplaatst.
Uit het dossier blijkt een beeld van een advocaat die volledig de pedalen is kwijtgespeeld, en voor wie werkelijk alles, in strijd met de meest elementaire en fundamentele regels van de deontologie, toegelaten lijkt om het hoofd boven water te houden.
Daarbij houdt de raad tevens rekening met het feit dat voorheen reeds aan de advocaat de zware sanctie van de schorsing van één jaar door deze tuchtraad werd opgelegd, meer bepaald door de beslissing van 24 juni 2015, bevestigd bij beslissing van de Tuchtraad in beroep d.d. 10 mei 2016.
De tuchtraad kan alleen maar vaststellen dat deze voorgaande tuchtprocedure de advocaat op geen enkel moment tot enige correctheid in de uitoefening van zijn beroep heeft kunnen inspireren.
De tuchtraad acht de schrapping een passende sanctie.