- Conflict met magistraat
- Ingebrekestelling magistraat
- Advocateneed
- Respect voor de rechtbank
- Blanco tuchtverleden
- Schorsing 15 dagen met uitstel
- Betaling kosten onderzoek
Het in de hoedanigheid van plaatsvervangend voorzitter van de Rechtbank van Koophandel aangetekend en gewoon aanschrijven van een magistraat op zijn privéadres om bepaalde klachten van een confrater te uiten lastens deze magistraat omtrent de behandeling van aan hem voorgelegde zaken en hem hiervoor in gebreke te stellen, is totaal onaanvaardbaar en voor een normaal redelijk advocaat volkomen onbegrijpelijk.
Het is overduidelijk dat de advocaat door zijn wijze van handelen en de gebruikte bewoordingen in zijn brief flagrant gehandeld heeft in strijd met de, zelfs elementaire, regels van de deontologie.
De deontologie en de regels van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen, wijzigen niet wanneer men de grens van een gerechtelijk arrondissement overschrijdt of ver woont van de rechtbank waar de beweerde incidenten zich voorgedaan hebben.
Nu de advocaat zelf niet betrokken was in de verschillende procedures die hij in zijn brief zo fel bekritiseert en nu hij dus uiteraard evenmin aanwezig was op de terechtzittingen waar de zaken behandeld werden, diende hij dus voort te gaan op de inlichtingen die hem verstrekt werden door die confrater en de cliënten.
Alvorens echter op basis van eenzijdige informatie de zeer zwaarwichtige initiatieven te nemen die hij gedaan heeft, had dit hem tot een grote omzichtigheid moeten aanzetten. Nog afgezien van de vraag of hij voldoende informatie had om de gevoeligheden van de diverse dossiers te doorgronden, is het zeker zo dat hij zelf de houding van de magistraat in kwestie niet heeft ervaren en dus ook niet zelf heeft kunnen beoordelen.
De advocaat kreeg niet alleen inspiratie van zijn confrater, doch deze steunde hem ook en moedigde hem aan en behandelde zelfs met hem de zaak, zonder zelf tegenover de magistraat op de voorgrond te willen of durven treden. Die confrater heeft de – veel jongere - advocaat in kwestie zeker niet confraterneel begeleid en heeft hem zeker niet gewezen op de deontologische implicaties van de aangelegenheid die hij hem doorschoof, wel integendeel. Dit alles vormt echter geen verontschuldiging voor de advocaat.
De inbreuken zijn immers zo flagrant, veelvuldig en overduidelijk dat deze ook voor een advocaat met een beperktere ervaring totaal onaanvaardbaar zijn.
De brief die de advocaat aan de magistraat geschreven heeft, is in meerdere opzichten een inbreuk op de regels van de deontologie.
De Stafhouder beschrijft de advocaat, met een blanco tuchtverleden, als een correct, joviaal en
bereidwillig advocaat, die steeds hoffelijk is tegenover magistraten en confraters en die nog geen
enkel deontologisch probleem veroorzaakt heeft.
Rekening houdend met enerzijds die gegevens en met het feit dat mogelijks de advocaat niet direct de drijvende kracht was voor het initiatief dat genomen werd, maar anderzijds ook met de ernst van de feiten, acht de Tuchtraad een schorsing van 15 dagen met uitstel passend. Tevens dient hij de kosten van het onderzoek te betalen.