TAG-164: Beslissing 9 november 2011
- Bedreigingen uiten
- Privésfeer
- Berisping
Trachten om met bedreigingen een andere burger tot bepaalde handelingen of onthoudingen aan te zetten is in een rechtsstaat onaanvaardbaar. Dit geldt zeker voor een advocaat die vertrouwd is met juridische principes en de werking van het rechtssysteem.
In casu kan niet worden gesteld dat de advocaat in een loutere opwelling zou gehandeld hebben nu hij de dreigende taal meermaals geuit heeft en hiervoor telkens zelf initiatief nam voor de contacten.
Hoewel de feiten zich duidelijk afspelen in de privé-sfeer, staat het vast dat de advocaat, blijkbaar om de ernst van zijn bedreigingen te beklemtonen, niet alleen gerefereerd heeft naar zijn beroep als advocaat maar ook verwezen heeft naar beweerde vriendschapsrelaties die hij heeft of zou hebben met de officier van justitie en de maffia.
Op die wijze heeft hij ook nog het imago van de advocatuur en de magistratuur nodeloos in opspraak gebracht.
De houding is in strijd met de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen.