- Correctionele veroordeling
- Samenwerking geschrapte advocaat
- Briefwisseling stafhouder
- Redelijke termijn
- Schrapping
- Kosten
- Art. 460 Ger. W.
Inbreuken
De tuchtraad van beroep neemt kennis van een arrest van het hof van beroep te Gent, zetelend in correctionele zaken waarbij de advocaat veroordeeld werd tot een gevangenisstraf van één jaar (waarvan zes maanden met uitstel) en een geldboete van 11.000 euro, wegens:
- het zich schuldig maken door de advocaat aan het misdrijf van oplichting ten nadele van twee personen,
- het schromelijk misbruik maken van zijn status van advocaat om een gedetineerde ervan te overtuigen dat hij in de mogelijkheid was om hem vervroegd vrij te krijgen, hoewel dat in de praktijk onmogelijk was,
- en hij ten dien einde de gedetineerde ertoe heeft gebracht een ondertekend document af te geven dat een verbintenis inhield topt het betalen van 50.000 euro
De feiten waarvoor de advocaat strafrechtelijk werd vervolgd en veroordeeld vormen een ernstige tuchtrechtelijke inbreuk en zijn naar recht bewezen.
De tuchtraad van beroep acht volgende inbreuken ten laste van de advocaat bewezen:
- de misleiding door de advocaat van cliënten door samen op te treden met een advocaat die geschrapt werd, terwijl de indruk gegeven werd dat deze nog steeds werkzaam is en het feit dat uit het dossier blijkt dat de advocaat samenwerkte met een voormalig advocaat nadat deze van het tableau was geschrapt;
- geen of laattijdig gevolg te hebben gegeven aan de brieven van de stafhouder
Redelijke termijn
De vereiste van redelijkheid dient beoordeeld te worden aan de hand van de concrete omstandigheden van het dossier.
De behandeling van de tuchtzaak kan worden uitgesteld tot na de strafrechtelijke vervolging die tegen de betrokkene met dezelfde feiten werd ingesteld.
In casu blijkt dat de behandeling van de zaak verschillende malen, en dit op verzoek van de verdediging, werd uitgesteld en uiteindelijk sine die werd uitgesteld omdat er nog steeds geen definitieve uitspraak was in de strafzaak. Aangezien de feiten door de advocaat werden betwist was het redelijk om een definitieve uitspraak van de rechter af te wachten.
De handelswijze in tuchtzaken om een definitieve beslissing op strafrechtelijk gebied af te wachten is op zich gerechtvaardigd en vormt geen aanleiding om te besluiten tot een overschrijding van de redelijke termijn, zeker niet wanneer dit gebeurt op verzoek van de vervolgde advocaat.
Daarenboven dient vastgesteld dat de advocaat reeds met ingang van 30 juni 2011 op eigen verzoek werd weggelaten als advocaat bij de Orde van Advocaten te Gent.
Betrokkene is inmiddels dus reeds bijna 5 jaar geen advocaat meer.
De tuchtraad van beroep voor advocaten komt dan ook tot de vaststelling dat er, in deze, geen reden is om aan te nemen dat de redelijke termijn bij de behandeling van de tuchtprocedure is overschreden.
Besluit
De tuchtraad van beroep oordeelt dat voor de aldus bewezen feiten enkel de zwaarste tuchtstraf kan worden uitgesproken en dat derhalve de tuchtstraf van de schrapping van het tableau moet worden opgelegd.
Van een correct advocaat moet worden verwacht dat hij een cliënt, die gedetineerd is, en zich dus in een bijzonder precaire positie bevindt, niet voorspiegelt dat hij in vrijheid zal worden gesteld indien deze mogelijkheid onbestaande is. Nog minder kan worden aanvaard dat een advocaat het daarbij voorstelt dat “connecties in Brussel” moeten worden aangesproken, d.w.z. omgekocht. Dat een advocaat, zogenaamd om dit doel te bereiken, zich een bedrag van maar liefst € 50.000,00 cash laat overhandigen, is in alle opzichten ronduit verwerpelijk.
Betrokkene heeft de meest essentiële beginselen van de deontologie miskend. Zijn gedrag is een advocaat onwaardig. Hij heeft het vertrouwen dat de bevolking in de advocatuur moet kunnen stellen schaamteloos miskend. Hij heeft uitsluitend onrechtmatig gehandeld met als enig doel zichzelf te verrijken. Hij heeft daarbij gehandeld zonder enig normbesef.
Kosten
De tuchtraad van beroep oordeelt dat de kosten en uitgaven, gemaakt door de stafhouder of door wie door de stafhouder als onderzoeker werd aangeduid (art. 458 § 1 Ger . W.) en de kosten en uitgaven, verbonden aan de behandeling van de zaak door de tuchtraad of door de tuchtraad van beroep, geen kosten zijn, zoals bedoeld in art. 460 Ger. W. Het betreft immers geen externe kosten die voor het onderzoek of voor het onderzoek ter terechtzitting werden gemaakt. Het betreft integendeel kosten die inherent zijn aan de organisatie van de tuchtprocedure.
De kosten die in de beslissing van de tuchtraad ten laste werden gelegd van de advocaat zijn geen kosten die voor het onderzoek of voor het onderzoek ter terechtzitting werden gemaakt in de zin van artikel 460 laatste lid Ger.W.