- Art. 458 Ger. W.
- Vormfout
- Verwijzingsbeslissing
- Kennisgeving
- Nietigheid
- Tuchtrecht versus strafrecht
- Rechten van verdediging
- Beroepsgeheim stafhouder
- Verhoor
- Taalkeuze
- Aanwezigheid secretaris
- Recht op verhoor
- Klacht tegen vrederechter
- Onverantwoord taalgebruik
- Opschorting
Procedure
Aan de bepalingen van art. 458 §2 Ger. W. werd voldaan, doch niet aan §1 nu uit geen enkel stuk in het dossier blijkt dat de stafhouder de advocaat persoonlijk heeft verwittigd van zijn beslissing tot verwijzing. Dit houdt een vormfout in in de verwijzing door de stafhouder naar de voorzitter van de tuchtraad. De kennisgeving is evenwel niet op straffe van nietigheid voorgeschreven. De grondslag van de nietigheidsleer is “geen nietigheid zonder wettekst”. Het tuchtrecht mag wat de nietigheidsleer betreft de beginselen van het strafrecht niet toepassen omdat het tuchtrecht volledig autonoom is ten opzichte van het strafrecht. Er is dus geen sprake van een nietige aanhangigmaking.
Ondanks dat de advocaat heeft ingeroepen dat zijn rechten van verdediging zijn geschonden door de niet kennisgeving van de beslissing tot vervolging, heeft hij – ook na de oproeping voor de tuchtraad – geen enkele aanvullende onderzoeksmaatregel gevraagd.
Een stafhouder is gehouden tot geheimhouding, doch mag bepaalde delicate dossiers en moeilijke beslissingen vooraf bespreken met zijn raad van de Orde aangezien deze sedert de Wet van 21 juni 2006 niet meer zetelt als tuchtraad en nu derhalve de scheiding van machten niet meer bestaat.
Overeenkomstig art.457 bis Ger. W. wordt de rechtspleging voor de tuchtraad gevoerd in de taal van de Orde waartoe de advocaat behoort. De vraag naar de taalkeuze diende dus niet te worden gesteld.
De loutere aanwezigheid van de secretaris als penhouder van het proces-verbaal bij het verhoor door de stafhouder wordt niet wettelijk verboden.
De betrokken advocaat heeft het recht te worden gehoord door de stafhouder. Het is evenwel geen plicht. De advocaat kon op geen enkel verhoor aanwezig zijn. Evenmin heeft hij er gebruik van gemaakt om schriftelijk zijn standpunt mee te delen. Gelet op de gelegenheden die hij heeft gekregen om zijn standpunt mee te delen, werd het recht op tegenspraak geenszins geschonden.
De bevoegdheid van de stafhouder om een tuchtrechtelijk onderzoek te voeren, staat los van een strafklacht die al dan niet tegen de advocaat zou worden ingediend.
Ten gronde
Een advocaat die een klacht heeft over een handeling of tussenkomst van een vrederechter, dient zich te wenden tot de bevoegde tuchtrechtelijke instanties van de magistratuur. Bovendien was de inhoud van de brieven die de advocaat gericht heeft aan de griffie van het vredegerecht in plaats van aan de vrederechter persoonlijk, in strijd met de beginselen van waardigheid van het beroep van advocaat en de kiesheid die aan het beroep van de advocaat ten grondslag liggen.
Het onverantwoord taalgebruik van de advocaat in briefwisseling wordt door de tuchtraad bekeken in de context ervan en de aanleiding ertoe: klacht tot drie keer toe geseponeerd terwijl de advocaat mogelijks terecht meende dat de houding van de confrater niet door de beugel kon.
Mede gelet op het blanco tuchtverleden, beslist de tuchtraad de uitspraak van de veroordeling op te schorten.