Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Ontvangen van erelonen in pro-Deodossiers
- Niet melden in pro-Deoverslag van ontvangen provisies
- Dubbele betaling van cliënt en staat
- Ondermijnen systeem kosteloze rechtsbijstand
- Systematisch niet opstellen van kosten- en ereloonstaten
- Bewarende maatregel door stafhouder
- Inhouden pro-Deogelden
- Geen schuldinzicht
- Schorsing 15 dagen met uitstel 3 jaar en onder voorwaarde geen nieuwe tuchtsanctie
1. Krachtens de wet kunnen personen wiens inkomsten onvoldoende zijn, genieten van de juridische bijstand, behoudens tegenbewijs. Onder deze personen vallen de gedetineerden. Dit vermoeden is weerlegbaar. Gezien het aantal betalingen aan de advocaat, werd ten onrechte beroep gedaan op het pro-Deosysteem. De advocaat werd nochtans door het BJB, aangesteld als pro-Deoadvocaat met volledige kosteloosheid. Nergens heeft hij melding gemaakt van de tussengekomen betalingen, noch bij de aanvraag noch op het ogenblik van de ontvangst van de betaling, noch bij zijn eindverslag.
Er kan geen twijfel over bestaan dat het principe van de juridische tweedelijnsbijstand een duidelijk verbod van cumulatie van door de cliënt betaalde bijstand met door de overheid betaalde bijstand inhoudt doch de toepasselijke regelgeving bevat geen uitdrukkelijk verbod om optreden tegen betaling af te wisselen met optreden tegen betaling met overheidsmiddelen.
De advocaat stelt m.b.t. de ontvangen € 20 000 in de Assisenprocedure dat het geld gevraagd en ontvangen werd op 30.01.2012 toen zijn cliënt niet gedetineerd was en hij samen met zijn partner over voldoende eigen middelen beschikte. Deze provisie zou volledig zijn opgebruikt toen zijn cliënt in hechtenis werd genomen op 03.04.2012 en beroep kon doen op de juridische tweedelijnsbijstand op grond van het vermoeden van onvermogen. Bovendien verwijst de advocaat naar de door hem een jaar later op uitdrukkelijk verzoek van de stafhouder opgestelde staat van kosten en erelonen en het advies van de taxatiecommissie over deze staat, dat stelt dat deze met billijke gematigdheid werd opgesteld.
Niettegenstaande enkele beschouwingen en bedenkingen meent de tuchtraad dat twijfel in het voordeel van de gedaagde moet spelen.
2. en 3. Met betrekking tot het niet melden in een pro-Deosluitingsverslag van de betaling van de provisies, teneinde op deze wijze een maximale pro-Deovergoeding te kunnen ontvangen, en het systematisch niet opstellen van een kostenstaat in zijn dossiers, acht de tuchtraad deze twee onderdelen van de tenlastelegging wel bewezen.
Het uiterst belangrijke principe van verbod van cumulatie van betaling door de cliënt met eigen middelen en betaling met overheidsgelden vereist een volledige openheid, transparantie en loyauteit van de advocaat. Niet enkel de regels van de juridische bijstand werden aldus miskend maar ook de algemene deontologische plicht om bij het einde van zijn tussenkomst een gedetailleerde staat van kosten en erelonen met afrekening van de ontvangen provisies aan de cliënt te richten.
Door geen staat op te stellen vóór de aanvraag van de juridische bijstand en er ook bij de afsluiting van de tussenkomst geen op te stellen, werd iedere controle door de cliënt en het BJB onmogelijk gemaakt.
Het gebrek aan openheid en transparantie is laakbaar omdat iedere schijn van oneigenlijk en onterechte aanwending van overheidsmiddelen volstrekt moet uitgesloten kunnen worden door het BJB en de balie in het algemeen.
4. Het vierde onderdeel van de tenlastelegging waarbij een bedrag werd ontvangen van € 1850 en een pro-Deodossier werd aangemaakt om ook op die wijze eveneens een dubbele betaling te bekomen, enerzijds rechtstreeks via de klant en anderzijds via de Belgische staat, wordt niet bewezen geacht.
De ontvangen betaling werd aangewend om de kosten van het advies van de advocaat bij het Hof van Cassatie te betalen en voor het overige zij ook voor dit onderdeel verwezen naar het advies van de taxatiecommissie.
De tuchtraad tilt zwaar aan de gepleegde inbreuk, die het vertrouwen in de advocatuur en haar imago ernstig schaadt en het systeem van de kosteloze rechtsbijstand ondermijnt. De houding die aangenomen wordt naar aanleiding van de klacht van de cliënt en de tussenkomst van de stafhouder, evenals voor de tuchtraad, getuigt bovendien van een totaal gebrek aan schuldinzicht. Een strenge beteugeling dringt zich op en legt een schorsing op van 15 dagen. Gelet op het straffeloos verleden van de advocaat, wordt hem een uitstel van tenuitvoerlegging verleend gedurende een termijn van drie jaar met als voorwaarde dat hij in deze termijn geen nieuwe tuchtsanctie zal oplopen.
Betreffende de bewarende maatregel van de stafhouder, met name het inhouden van de pro-Deogelden, stelt de advocaat in zijn conclusie: “Concluant vraagt beleefd dat dhr. Stafhouder het ingehouden bedrag zou willen overmaken op de kantoorrekening van concluant”. De tuchtraad leest hierin geen vordering tot opheffing van de bewarende maatregel van de stafhouder, wel een verzoek aan de stafhouder zelf. De tuchtraad acht zich onbevoegd om kennis te nemen van enige vordering dienaangaande.
Lees ook deze beslissing
TB-0112-2014: Beslissing 10 februari 2015
Misbruik BJB systeem
Gedeeltelijke vrijspraak
Schorsing met uitstel