Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Niet beantwoorden brieven stafhouder
- Niet beantwoorden brieven confrater
- Niet tijdig overmaken van dossier na opvolging
- Confraterniteit
- Houding tijdens salduzverhoor
- Het optreden voor rechtbanken
- Het schrijven van brieven in naam van cliënten
- Art. 458 Ger. W.
- Schrapping
Aan de advocaat worden meerdere bewezen verklaarde inbreuken ten laste gelegd, zijnde:
- niet antwoorden op brieven van de Stafhouder,
- niet antwoorden op brieven van een confrater,
- niet tijdig overmaken van een dossier na opvolging
- nagelaten te hebben in een tegensprekelijke procedure de stukken of gerechtelijk akten in kopie mede te delen die zijn neergelegd ter zitting, aan de confraters waarvan de tussenkomst gekend was of kon zijn;
- verstek te hebben genomen als burgerlijke partij, zonder voorafgaande verwittiging van de tegenstrevers, meer nog verstek gevorderd wetende dat één tegenstrever in het gerechtsgebouw aanwezig is teneinde de tweede tegenstrever te verzoeken terug naar de zittingszaal te komen om het dossier tegensprekelijk te behandelen;
- zich opzichtens de confraters-tegenstrevers leugenachtig te hebben gedragen door voor te houden de procedure burgerlijke belangen te hebben aangehouden naar een latere zitting, terwijl men achter de rug om verstek heeft genomen;
- de poging de tegenstrever op een deloyale wijze te misleiden en zich gelden te doen uitkeren terwijl dit ingevolge de collectieve schuldenregeling op dat ogenblik verboden was;
- de houding tijdens een salduzverhoor (o.a. vertrek tijdens het verhoor voor het roken van een sigaret, het beschuldigen van de verbalisanten dat zij niet professioneel zijn);
- opgetreden te zijn met miskenning van de tussenkomst van een confrater, op te treden als advocaat met een eigen persoonlijk belang en een te nauwe band te hebben met een cliënt;
- het functioneren als advocaat in het algemeen en in het bijzonder het optreden als advocaat voor diverse rechtbanken (o.a. het niet opstellen van conclusies, het inleiden van nutteloze verzetten, ongeoorloofde cliëntenwerving, ..);
- een veroordeling bij arrest wegens ten nadele van een ander een voertuig bedrieglijk te hebben verkocht of de verkoopprijs voor zich te hebben gehouden en de veroordeling tot de betaling van een schadevergoeding aan de burgerlijke partij;
- bij herhaling in twee dossiers briefwisseling, zogenaamd uitgaand van één van de cliënten, gericht aan de stafhouder, de Koning en de Minister van Justitie betreffende het aanklagen van een vermeende wantoestand bij gerechtelijke uitvoeringen, gekenmerkt door beledigende taal aan het adres van de stafhouder;
Als inbreuk op art.458 §1 Ger.W. voert de advocaat aan dat er geen verslag over het gevoerde onderzoek voorligt. Dit argument steunt op een verkeerde rechtsopvatting want het bedoelde artikel vermeldt wel dat er een onderzoek van een klacht moet gebeuren maar ook dat de stafhouder ambtshalve een onderzoek kan instellen, dat de betrokken advocaat daarvan in kennis moet worden gesteld, dat de betrokken advocaat kan worden gehoord en dat daarvan een proces-verbaal wordt opgesteld.
Als inbreuk op art.458 §2 Ger.W. stelt zij dat bij de brief van de stafhouder, waarmee het dossier ten hare laste aan de voorzitter van de tuchtraad werd overgemaakt geen gemotiveerde beslissing gevoegd werd en zij ziet daarin een inbreuk op deze wetsbepaling.
Uit het bij elke aangegeven tenlastelegging gevoegde relaas, overgenomen in de dagvaarding, en uit de inhoud van het lijvige bijhorende dossier blijkt nochtans hoe de beslissing tot verwijzing door de stafhouder gemotiveerd werd.
Overigens geldt hier geen enkel formalisme.
De vermelde beslissing omtrent het paleisverbod behoort tot de ‘bewarende maatregelen’ die een stafhouder kan nemen bij toepassing van art.473 Ger.W.
Deze bevoegdheid behoort niet tot de tuchtrechtspleging en heeft er ook niets mee te maken, het betreft in essentie een preventieve en een curatieve maatregel die de stafhouder neemt wanneer wegens de aan een advocaat ten laste gelegde feiten te vrezen is dat zijn latere beroepswerkzaamheid nadeel kan toebrengen aan derden of aan de eer van de Orde. Zo werd het ook duidelijk gesteld in die brief.
Een ‘partijdigheid van de stafhouder’ mag met andere woorden uit voormelde beslissing niet afgeleid worden.
De advocaat heeft kennelijk niet zomaar wat relationele problemen met confraters of met de stafhouder, zij aarzelt niet om strafbare handelingen te stellen tegenover confraters teneinde zich persoonlijk te verrijken en teneinde zich te revancheren jegens andere confraters, jegens gerechtsdeurwaarders, jegens de stafhouder.
Deze herhaalde tekortkomingen, waarvan enkele zeer ernstig kunnen genoemd worden, maken een inbreuk uit op de artikelen 447 Ger.W. en de artikelen 455 en 456 Ger.W. alsook art.1 van de Codex Deontologie en bijkomend op de bepalingen van deel III, hoofdstuk III.2 van deze Codex Deontologie omtrent de relaties ten aanzien van advocaten.
De tuchtraad is daarom van oordeel dat er slechts één sanctie gepast is in deze omstandigheden en dat is de schrapping van de advocaat.
Lees ook deze beslissing
TB-0209-2018: Beslissing 18 juni 2019
Briefwisseling
Opvolging
Confraterniteit
Beroepsgeheim
Absolute disfunctie als advocaat
Schrapping