Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Valsheid in geschrifte
- Correctionele veroordeling
- Punten permanente vorming
- Liegen tegen de stafhouder
- Niet beantwoorden brief van de stafhouder
- Niet nakomen van een belofte aan de stafhouder
- Geen aanvang van de verjaring vanaf de huiszoeking
- Aanvang verjaring voor de punten permanente vorming vanaf het ogenblik dat de termijn in hoofde van de advocaat om de punten in te halen is verstreken
- Schorsing van drie maanden, waarvan twee maanden met uitstel voor een periode van drie jaar
De advocaat dient zich te verantwoorden, wegens:
- het plegen van valsheid in geschrifte en gebruik van valse stukken, minstens de medeplichtigheid hieraan, waarvoor de advocaat strafrechtelijk werd veroordeeld bij vonnis van de correctionele rechtbank en waarvoor hij bijkomend op burgerlijk gebied schuldig werd bevonden bij arrest van het hof van beroep te Antwerpen, waarbij door het hof werd vastgesteld dat hij wetens en willens noodzakelijke hulp heeft verleend om een fictieve constructie op te zetten teneinde het misdrijf witwassen te kunnen plegen en zijn cliënt A buiten medeweten van de aangestelde voorlopig bewindvoerder, zijn activiteiten zou verderzetten, waarbij er geen belastingen in België zouden betaald worden;
- door voor het gerechtelijk jaar 2016-2017 slechts 10 van de (toen) verplichte 16 vormingspunten te hebben behaald en de miskenning van de verplichting opgelegd door de stafhouder om de ontbrekende punten in te halen tegen het einde van het gerechtelijk jaar 2017-2018;
- door aan de stafhouder te hebben meegedeeld dat er geen veroordeling op strafgebied was door het hof en mee te delen dat er enkel veroordeling op burgerlijk vlak was, en hierdoor de stafhouder er niet van te hebben ingelicht dat hij in eerste aanleg reeds strafrechtelijk veroordeeld was
- door niet te hebben geantwoord op de brief van de stafhouder
- door zijn belofte om het saldo ingevolge de burgerlijke veroordeling door het hof van beroep aan te zuiveren binnen de daarop volgende week niet te hebben nagekomen
Betreffende de tenlastelegging sub 1
De stelling van de advocaat dat de verjaringstermijn van twaalf maanden conform artikel 474 Ger.W. begint te lopen vanaf de bevolen huiszoeking in 2013, vermits de stafhouder alsdan op de hoogte zou zijn geweest van de feiten, kan niet worden gevolgd.
Het doel van de aanwezigheid van de stafhouder bij een huiszoeking is te waken over het beroepsgeheim van de advocaat ten voordele van zijn cliënten.
Op dat ogenblik is de stafhouder nog niet in kennis van het strafdossier, noch van de feiten die de advocaat ten laste worden gelegd.
Bovendien geldt gedurende het strafrechtelijke onderzoek uiteraard het vermoeden van onschuld, zodat de schuld enkel komt vast te staan bij een definitieve veroordeling.
Het staat vast dat de advocaat strafrechtelijk veroordeeld werd door de correctionele rechtbank en dat tegen dit vonnis op strafrechtelijk gebied geen hoger beroep werd aangetekend, zodat de advocaat op dit punt heeft berust. Het hof van beroep, dat enkel op burgerlijk gebied diende te oordelen, heeft overwogen dat hij wetens en willens noodzakelijke hulp heeft verleend om een fictieve constructie op te zetten teneinde het misdrijf witwassen te kunnen plegen en teneinde zijn cliënt A, buiten medeweten van de aangestelde voorlopig bewindvoerder, de mogelijkheid te geven zijn activiteiten verder te zetten, waarbij er geen belastingen in België zouden betaald worden.
De tuchtraad tilt zwaar aan deze feiten, nu deze indruisen tegen de kern van het advocaat zijn, met name het gehoorzamen aan de wet.
Dat bovendien een actieve medewerking aan strafrechtelijke feiten wordt weerhouden, wat uitermate laakbaar is.
Betreffende de tenlastelegging sub 2
De advocaat heeft aan de injunctie van de stafhouder om het tekort binnen een bepaalde termijn in te halen geen gevolg gegeven.
Betreffende de tenlastelegging sub 3 en 4
Deze zijn bewezen.
De tuchtraad beslist tot het opleggen van een straf van 3 maanden schorsing, waarvan twee maanden met uitstel voor een periode van drie jaar.