Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Informatieplicht curator
- Opschorting
Aan de advocaat wordt verweten dat hij in zijn hoedanigheid van curator heeft nagelaten zijn confrater, die zijn tussenkomst had gemeld als persoonlijke raadsman van de gefailleerde, op de hoogte te houden van de stand van zaken in het faillissement, noch van de sluiting van het faillissement.
De confrater verzocht de curator verschillende keren op de hoogte te worden gehouden van de datum van sluiting van het faillissement, gelet op de beoogde verklaring van verschoonbaarheid.
Het valt op dat de advocaat-curator aan de confrater bevestigde dat de afsluiting van het faillissement in voorbereiding was.
Toch heeft hij nadien niet meer gereageerd op een herhaald en expliciet verzoek van de confrater: “ Op 24 december heeft u mij per fax laten weten dat de sluiting van dit faillissement in voorbereiding was. Kan u mij nader berichten ? ”
Het is dan pas nadat de confrater diezelfde vraag nog eens herhaalde dat de curator met brief liet weten dat het faillissement reeds afgesloten was en dat de gefailleerde niet verschoonbaar werd verklaard.
Er kan niet aan getwijfeld worden dat ook een advocaat die als curator optreedt in een faillissement onderworpen blijft aan de regels van de deontologie, tenzij de deontologische regel onverenigbaar is met zijn mandaat (art.IV.1.2 – thans art.162 – Codex Deontologie).
Gelet op het feit dat de datum van de behandeling van het verzoek tot sluiting van het faillissement hem als curator vooraf bekend was, wist de advocaat-curator dat op die dag de tegensprekelijke behandeling van dat verzoek tot sluiting en omtrent de verschoonbaarheid, in raadkamer zou plaatsvinden.
Het staat niet ter discussie dat de advocaat zijn confrater niet had ingelicht omtrent die datum nochtans wetende dat een procedure op tegenspraak zou gevoerd worden. Hierbij is op te merken dat de verplichting in art.III.2.1.2 (thans art.98) Codex Deontologie voorzien, niet beperkt wordt tot de situatie waarin de betrokken advocaat zelf het initiatief nam tot het instellen van die procedure op tegenspraak.
Door zijn confrater niet in te lichten omtrent de datum waarop de procedure op tegenspraak zou plaatsvinden kwam de gewezen advocaat te kort aan de regels van de confraterniteit die hem toen als advocaat bonden en maakte hij een inbreuk op het OVB-reglement zoals vervat in art.III.2.1.2 ( thans art.98) van de Codex Deontologie voor advocaten.
De tuchtraad houdt er terdege rekening mee dat gewezen advocaat tot aan de door hem zelf gevraagde weglating een vlekkeloos tuchtverleden had.
Bijkomend houdt de tuchtraad rekening met de ernstige gezondheidsproblemen waarmee gewezen advocaat thans kampt.
De Tuchtraad beslist het voordeel van de ‘opschorting van veroordeling’ toe te staan, zonder verdere voorwaarden.