TAA/SA/0068/2011: Beslissing 31 januari 2012
- Mandaat
- Derdengelden
- Niet (tijdig) doorstorten derdengelden
- Foutief doorstorten derdengelden
- Inhouden derdengelden als provisie
- Niet uitvoeren injunctie stafhouder
- Nietigheid bestreden beslissing
- Tegenstrijdige motivering
- Overwegend gedeelte
- Beschikkend gedeelte
- Schorsing 2 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk gedurende 3 jaar
Wat de eerste tenlastelegging betreft, stelt de tuchtraad van beroep vast dat deze in het overwegend gedeelte van de bestreden beslissing niet bewezen werd verklaard. Toch werd de advocaat in het beschikkend gedeelte hiervoor veroordeeld en heeft zijn beroep ook deze veroordeling als voorwerp.
Noch de stafhouder, noch het Openbaar Ministerie dringen echter aan wat deze tenlastelegging betreft. Ook de Tuchtraad van Beroep is van oordeel dat deze tenlastelegging niet bewezen voorkomt. De tuchtraad van beroep besluit dat de bestreden beslissing tegenstrijdig gemotiveerd is, dienvolgens onwettig is en dienvolgens nietig in haar geheel.
Wat de tweede tenlastelegging betreft, heeft de advocaat derdengelden laattijdig doorgestort in een verkeerd dossier aan een verkeerde bestemmeling en na inhouding van een gedeelte bij wijze van provisie. Het feit dat de advocaat zelden bewegingen op zijn derdenrekening heeft zodat hij deze derdenrekening zelden controleert, doet geen afbreuk aan het feit dat het niet doorstorten van derdengelden gedurende bijna vier maanden onaanvaardbaar lang is. In casu geldt dit des temeer gezien de uitvoering van de betaling bevestigd was door de raadsman van de tegenpartij enkele dagen vóór de ontvangst van het geld op de derdenrekening van de advocaat zodat deze waakzaam hoorde te zijn door de ontvangst van de betaling te controleren op korte termijn.
De advocaat heeft, zelfs wanneer de advocaat wat zijn goede trouw betreft het voordeel van de twijfel moet genieten, grof onzorgvuldig gehandeld want mits meer zorgvuldigheid had hij moeten en kunnen weten aan wie precies het geld door te storten was, temeer de omvang van het bedrag aanzienlijk was en temeer het bovendien geenszins logisch was dat de betaling dossier 3116 in plaats van dossier 3118 betrof.
Wat de derde tenlastelegging betreft, heeft de advocaat geen gevolg gegeven aan de injunctie van de stafhouder om de als provisie ingehouden derdengelden door te storten aan de – juiste – bestemmeling. De injunctie van de stafhouder tot terugbetaling houdt geen berechting van een burgerlijk geschil in. De stafhouder doet met die injunctie zelfs geen vrijblijvend oordeel over wie het geld finaal of in rechte toebehoort, laat staan dat de stafhouder veroordeelt tot betaling, laat staan ook dat de stafhouder uitspraak doet over de rechten van de betrokken partijen in het kwestieuze geschil. De injunctie van de stafhouder was louter een logische en passende maatregel in de marge van een burgerrechtelijk geschil. De stafhouder zou trouwens ook nooit een veroordeling tot betaling en dus ook geen titel tot uitvoering daarvan kunnen afdwingen. Het stond de advocaat bovendien vrij om de stafhouder gemotiveerd uiteen te zetten waarom hij geen gevolg kan geven aan diens injunctie. Desgevallend kon de stafhouder deze argumenten in overweging nemen en hetzij afzien van de injunctie, hetzij erin volharden en zo nodig, bij blijvende miskenning ervan, tuchtrechtelijk vervolgen. Bovendien kan de advocaat bij tuchtrechtelijke vervolging nog steeds zijn argumenten om de injunctie niet uit te voeren laten gelden voor het bevoegde tuchtcollege die dan kan beoordelen of deze argumenten de miskenning van de injunctie al dan niet rechtvaardigen.
In casu evenwel heeft de advocaat de injunctie niet alleen niet uitgevoerd, bovendien heeft hij de stafhouder niet laten weten waarom hij, naar zijn oordeel, de injunctie niet kon of wou uitvoeren.
De gegevens in het dossier doen vermoeden dat geen juridische maar andere, feitelijke bezwaren, dan wel laksheid van de advocaat aan de basis liggen van het feit dat de injunctie niet werd uitgevoerd.
De beide weerhouden tenlasteleggingen (2de en 3de) zijn zonder meer ernstig. Het beheer van een derdenrekening en de communicatie daarrond met de cliënte vergt uit haar aard zorgvuldigheid, zeker wanneer zoals in casu een bedrag gemoeid is van 50 000 euro. Verder is het van groot belang dat injuncties van stafhouders, a fortiori wanneer die geïnspireerd zijn door het belang van derden (in dit geval de cliënte), hetzij nauwgezet worden uitgevoerd, hetzij ten gepaste tijde en desgevallend op goeie gronden betwist worden.
Anderzijds, in acht genomen dat goede trouw in hoofde van de advocaat niet kan uitgesloten worden wat de tweede tenlastegging betreft, acht de tuchtraad van beroep, een mildering van de sanctie aangewezen. Het beroep is ontvankelijk en deels gegrond en de bestreden beslissing wordt vernietigd en opnieuw beslissende, verklaart de tuchtraad van beroep de tenlastelegging sub 1. niet bewezen; verklaart de tenlasteleggingen sub 2. en sub 3. bewezen en beslist een sanctie op te leggen van twee maanden schorsing, waarvan één maand voorwaardelijk voor de duur van drie jaar.