TB-0036-2011: Beslissing 22 september 2011
- Cliënt niet inlichten van ontvangst derdengelden
- Aanwenden derdengelden als erelonen zonder kennisgeving aan de cliënt
- Geen gevolg geven aan bevel van de stafhouder
- Niet-beantwoorden briefwisseling stafhouder
- Nieuwe oproeping na initiële ongeldige oproeping
- Vordering ontvankelijk
- Gebrek aan hoedanigheid van de klager
- Ambtshalve onderzoek door de stafhouder
- Aanstelling van onderzoeker
- Berisping
Een tweede oproeping na een initiële oproeping waarbij onverenigbaarheid werd vastgesteld waardoor geen behandeling mogelijk was, maakt de vordering niet onontvankelijk. Hierdoor is slechts één tuchtdossier hangende en moet geen afstand worden gedaan van de “vorige nog hangende zaak”.
Het niet-bekend zijn van de volledige identiteit van de klager belet niet dat de stafhouder ambtshalve een tuchtonderzoek instelt. De stafhouder heeft de wettelijke bevoegdheid om een ambtshalve onderzoek in te stellen op grond van eender welk element dat hem ter kennis wordt gebracht. De persoon die een klacht heeft ingediend, vermeldde in zijn klachtschrijven niet zijn hoedanigheid van zaakvoerder. Evenwel kon deze persoon geen klacht neerleggen in persoon. Deze persoon kon daarom niet worden gehoord of geconfronteerd met de betrokken advocaat wegens het ontbreken van het bewijs van zijn hoedanigheid van zaakvoerder of vereffenaar. Evenwel belette dit niet dat de stafhouder het tuchtonderzoek ambtshalve kon openen. De stafhouder kan een onderzoeker aanstellen om het onderzoek te voeren overeenkomstig de taken en bevoegdheden die de stafhouder hem geeft. De wet voorziet uitdrukkelijk in deze mogelijkheid. De wet voorziet echter nergens dat hieromtrent een document moet worden opgesteld en de wet voorziet nog minder dat het ontbreken van een dergelijk document leidt tot de nietigheid van de procedure. Het feit dat het vademecum uitgaande van de Orde van Vlaamse Balies spreekt over een schriftelijke delegatie belet niet dat dit ook mondeling kan gebeuren nu het vademecum slechts een richtlijn is en geen wettelijke bepaling.
Het is een deontologische fout in hoofde van een advocaat om zonder voorafgaande mededeling aan de cliënt een compensatie te doen van derdengelden met openstaande erelonen. Als advocaat heeft men de verplichting om maximaal over de belangen van de cliënt te waken. Men kan deze verantwoordelijkheid niet overdragen aan derden. Enkel de advocaat zelf is ten overstaande van de cliënt rekening en verantwoording verschuldigd, zeker en vooral in de financiële afhandeling van diens zaken. Hiertoe dient hij zijn kantoor zo te organiseren dat een goede en constante opvolging van de dossiers en een bestendige controle van de aan ondergeschikten opgedragen taken mogelijk is.