Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
TAA/SA/0015/2010: Beslissing 31 januari 2012
- Art. 455 Ger. W.
- Art. 473 Ger. W.
- Collusie
- Tegenstrijdige belangen
- Risicovol advies
- Bedrieglijke organisatie onvermogen
- Misbruik cliënt
- Beroepsgeheim
- Niet overmaken informatie aan opvolger
- Kwaadwillig negeren verzoek stafhouder
- Nieuwe stukken
- Rechten van verdediging
- Hoger beroep gedeeltelijk gegrond
- Schorsing 1 jaar
De voorzitter van de tuchtraad is neutraal en legt geen feiten ten laste. Hij maakt enkel de zaak bij de tuchtraad aanhangig, verwijzend naar de feiten zoals omschreven door de stafhouder.
De tuchtvervolging is niet in strijd met het beginsel van de redelijke termijn en de exceptie van de onontvankelijkheid ervan faalt op dat punt, nu de advocaat zich heeft kunnen verdedigen omtrent de feiten van de tenlastelegging; er geen aantoonbaar verlies is van bewijsmogelijkheden door het tijdsverloop; evenmin door het tijdsverloop de redelijke verwachting werd gewekt dat de feiten tuchtrechtelijk onbestraft zouden blijven en evenmin werd door het tijdsverloop afbreuk gedaan aan het maatschappelijk belang van de sanctionering van de gebeurlijk bewezen bevonden feiten van de tenlastelegging.
Tijdens de tuchtprocedure kunnen nieuwe stukken bij het dossier worden gevoegd met de bedoeling de tuchtraad (van beroep) zo volledig mogelijk in te lichten, zowel wat de feiten van de tenlastelegging betreft, als wat de persoon van de vervolgde advocaat aangaat. Dit kan de adequate beoordeling door de tuchtraad (van beroep) dienen door nieuwe stukken te voegen die op het ogenblik van het afsluiten van het onderzoek of van de behandeling van de zaak in eerste aanleg nog niet gekend waren. Het feit dat de stafhouder bij de behandeling van een tuchtzaak geen werkelijke partij is doet hieraan geen afbreuk. De stafhouder moet waken voor de belangen van de advocatuur en de regelconforme uitoefening van het beroep. Te dien einde kan hij aan de tuchtraad en de tuchtraad van beroep alle inlichtingen verstrekken die hij nodig of nuttig acht.
Om te beoordelen of de rechten van verdediging geschonden werden moeten de hele procesgang en de mogelijkheden die de betrokken advocaat had om zich tijdens de tuchtprocedure te verdedigen en tegenspraak te voeren in rekening genomen worden. Essentieel is dat de advocaat kennis had kunnen nemen van de nieuwe stukken vooraleer de zaak door de tuchtraad en a fortiori de tuchtraad van beroep werd behandeld.
Het is in strijd met art. 455 Ger.W. dat een advocaat, weze het schijnbaar, misbruik maakt van de kennis van de vermogenstoestand van zijn cliënt om hem vermogensbestanddelen te ontfutselen onder het mom van een door hem aangeraden strategie.
Het feit dat een advocaat in weerwil van de aanbeveling van stafhouder, die geen injunctie is, niettemin zijn zin doordrijft, is geen deontologisch vergrijp.
Het hoger beroep is ontvankelijk en gedeeltelijk gegrond. De sanctie van een jaar schorsing wordt als een passende tuchtsanctie geacht.