Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Herziening
- Nieuwe stukken
- Rechten van verdediging
- Recht op eerlijk proces
- Geen tweede kans tot hoger beroep
- Vordering tot herziening ongegrond
Toelaatbaarheid vordering tot herziening
De mogelijkheid om, bij wijze van buitengewoon rechtsmiddel, de herziening van een tuchtrechtelijke beslissing te vorderen is weliswaar niet uitdrukkelijk geregeld in de wet, maar zij is de expressie van een algemeen beginsel waarbij een persoon die veroordeeld werd op grond van stukken of andersoortige bewijsvormen die naderhand onjuist of onvolledig blijken te zijn, onder omstandigheden de herziening kan vragen van de beslissing die geleid heeft tot de veroordeling. Het gaat daarbij om een voortzetting van de rechten van verdediging en het recht op een eerlijk proces. Een rechterlijke beslissing die gestoeld is op stukken of bewijsvoering waarvan later op doorslaggevende wijze aan het licht komt dat deze vals of met bedrog behept waren, of anderszins klaarblijkelijk niet met de realiteit overeenstemden, past niet in onze rechtsorde. De persoon die het slachtoffer wordt van dergelijke rechterlijke dwaling moet de mogelijkheid hebben om rechtsherstel te krijgen.
Er kan geen reden bestaan om een advocaat het recht op herziening te ontzeggen om de enkele reden dat er geen uitdrukkelijke wettelijke regeling voor is opgenomen in het Gerechtelijk Wetboek. Volgens een beslissing van de tuchtraad van de toenmalige unitaire Brusselse Raad van de Orde van advocaten stamt het recht van de advocaat om herziening te eisen uit een dwingende vereiste van zowel het natuurrecht als de billijkheid (tuchtbeslissing van 8 juli 1952, J.T., 1952, p. 612). De vordering tot herziening is toelaatbaar.
Ten gronde
De nieuwe stukken zijn te vinden in het strafdossier dat betrekking heeft op de strafklacht die tegen de advocaat is neergelegd. Het betreffende strafonderzoek heeft evenwel (nog) niet geleid tot een beschikking van de raadkamer strekkende tot hetzij buitenvervolgingstelling, hetzij verwijzing naar de correctionele rechtbank. Er blijkt ook niet dat dit strafonderzoek definitief is afgehandeld. Dat het dossier een vordering van de procureur des Konings bevat waarin deze de buitenvervolgingstelling vordert wegens onvoldoende bezwaar is op dit vlak niet voldoende, daar het standpunt van de burgerlijke partij(en) ter zake vooralsnog onbekend is.
Ten aanzien van de feitelijke omstandigheden die aanleiding gegeven hebben tot de tuchtrechtelijke veroordeling waarvan de advocaat het voorwerp heeft gemaakt is echter van nog groter belang dat de - al dan niet definitieve - bevindingen van het strafdossier geen enkel doorslaggevend element bevat om deze te ontkrachten.
De tuchtraad van beroep benadrukt dat een vordering tot herziening onder geen beding een tweede kans tot hoger beroep kan zijn. De verzoeker tot herziening dient aan te tonen welke nieuwe stukken of andere bewijzen, die nog niet bekend waren ten tijde van de behandeling van de zaak voor de tuchtraad en vervolgens de tuchtraad van beroep, een doorslaggevend nieuw licht op de feiten werpen, derwijze dat daaruit de onschuld van de verzoeker blijkt.
De advocaat faalt volkomen in deze bewijsvoering. Niet alleen slaat het strafdossier op andere feiten dan deze die tuchtrechtelijk ten laste gelegd werden van de advocaat maar bovendien ontkracht dit strafdossier geenszins de tuchtrechtelijke tenlasteleggingen. De vordering tot herziening is ongegrond.