- Nieuwe oproeping na initiële ongeldige oproeping
- Vordering ontvankelijk
- Ambtshalve onderzoek door stafhouder
- Identiteit klager onvolledig
- Aanstelling onderzoeker
- Afwerven cliënteel van confrater
- Vrijspraak
Een nieuwe oproeping na een ongeldige initiële oproeping wegens het niet respecteren van de oproepingstermijn van 15 dagen, maakt de vordering niet onontvankelijk. Bovendien is hierdoor slechts één tuchtdossier hangende en dient geen afstand te worden gedaan van de “vorige nog hangende zaak”.
Het niet bekend zijn van de volledige identiteit van de klager belet niet dat de stafhouder ambtshalve een tuchtonderzoek kan starten. De stafhouder heeft de bevoegdheid ambtshalve een onderzoek in te stellen op grond van eender welk element dat hem ter kennis wordt gebracht. De stafhouder kan een verslaggever aanstellen, doch dient hiervoor niet noodzakelijk een schriftelijke opdracht te geven aan deze verslaggever/onderzoeker. De wet voorziet namelijk nergens dat hieromtrent een document zou moeten worden opgesteld en de wet voorziet nog minder dat het ontbreken van een dergelijk document zou leiden tot de nietigheid van de tuchtprocedure.
Het vademecum inzake de tuchtprocedure van advocaten van de Orde van Vlaamse Balies voorziet in een schriftelijke delegatie van bevoegdheden doch de wet bepaalt dit niet. Het vademecum is niet meer dan een richtlijn en geen wettelijke bepaling.
Het is deontologisch niet correct een cliënt te blijven benaderen na te zijn opgevolgd of wanneer de cliënt ondubbelzinnig heeft duidelijk gemaakt niet meer van uw diensten te wensen gebruik maken.
Evenmin kan men optreden zonder mandaat. In strafzaken, in tegenstelling tot in burgerlijke zaken, is vaak minder duidelijk of men een mandaat van de cliënt geniet. Vaak zijn er namelijk instructies tot tussenkomst via de familie of de partner van de in verdenking gestelde.
In casu is bewezen dat de contactnames van de advocaat met de in verdenking gestelde initieel het gevolg waren van initiatieven van de familie. De contactnamen met de in verdenking gestelde kan dan ook niet worden beschouwd als een afwerving van cliënteel van een confrater.