- Staat van kosten en erelonen
- Taxatieadvies Raad van de Orde
- Billijke gematigdheid
- Wanverhouding tussen belang en kost
- Blanco tuchtverleden
- Waarschuwing
- Kosten onderzoek
Een advocaat moet, conform art. 447ter Ger. W. zijn ereloon begroten met de bescheidenheid die van zijn functie moet worden verwacht. Benevens de mogelijkheid tot vermindering door de Raad van de Orde met onder meer het voorbehoud van de teruggave die wordt bevolen, en tevens voorzien in art. 446ter Ger. W., zijn er de verplichtingen conform art. 456 Ger. W., namelijk de kiesheid, waardigheid, rechtschapenheid en behoorlijke beroepsuitoefening.
De overtreding van de vereiste van bescheidenheid is
een inbreuk op het beginsel van waardigheid, aangezien aldus de goede faam van het beroep wordt geschaad. Niet eens de aandacht vestigen op een wanverhouding tussen belang en kost, terwijl geen resultaat werd geboekt, is een inbreuk op het beginsel van rechtschapenheid die niet wordt goedgemaakt door zich achteraf transparant op te stellen tijdens de beoordeling door een taxatiecommissie. De al dan niet ogenschijnlijke ongevoeligheid tegenover de wanverhouding is een inbreuk op het beginsel van de kiesheid, die evenmin werd goedgemaakt door de aanvaarding, achteraf, van het advies van de taxatiecommissie. Dit alles is geen voorbeeld van behoorlijke beroepsuitoefening. De tuchtstraf kan, gelet op het blanco tuchtrechtelijk verleden van de advocaat, beperkt worden tot een waarschuwing. Bovendien worden de kosten van het onderzoek ten laste gelegd van de advocaat.