Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
- Punten permanente vorming
- Opschorting
De advocaat dient zich te verantwoorden, wegens:
- het niet behalen van 20 punten permanente vorming voor het gerechtelijk jaar 2018-2019 (art. 52, 53, Codex Deontologie)
- de ontwrichting van het advocatenkantoor
Beoordeling
Door de maatschappelijke evolutie en de toenemende complexiteit van de rechtswetenschap kan een advocaat geen genoegen meer nemen met zijn basisopleiding en de tijdens zijn loopbaan verworven praktische vaardigheden. Hij moet zich dus permanent bijscholen teneinde zijn beroep op een behoorlijke wijze te kunnen blijven uitoefenen in het belang van zijn cliënten.
Een tekortkoming aan de plicht tot permanente vorming is dan ook een ernstige inbreuk.
De tuchtraad volgt het argument van de advocaat niet dat de punten over de jaren heen moeten gecompenseerd worden en dat er dus over langere termijn beschouwd geen inbreuk zou zijn.
Art. 53 al. 2 van de Codex Deontologie bepaalt immers :
“Per gerechtelijk jaar moet een advocaat 20 permanente vormingspunten verzamelen"
Een meerjarenbenadering zoals de advocaat deze voorstaat is niet voorzien in de Codex Deontologie. Deze bepaalt in zijn art. 53 al. 6 enkel dat een teveel aan punten in een gerechtelijk jaar ten belope van maximaal 40 punten kan worden overgedragen zonder dat de totale overdrachten meer dan 40 punten kunnen bedragen.
De tuchtraad stelt ook vast dat de advocaat aan zijn stafhouder geen vrijstelling heeft gevraagd van de verplichting tot permanente vorming (art. 53 al. 5 Codex Deontologie).
De tuchtraad waardeert wel dat de advocaat aanzienlijke inspanningen heeft geleverd en levert om zijn achterstal in te lopen en dat hij blijkt geeft van een vaste intentie om zich in de toekomst van permanente vormingsplicht te kwijten.
Gelet op zijn positieve ingesteldheid en zijn blanco tuchtverleden na 38 jaar balie is de tuchtraad van oordeel dat kan worden ingegaan op het ter zitting verwoorde verzoek om het opleggen van een tuchtsanctie op te schorten. De tuchtraad bepaalt de proefperiode op één jaar.