vrijdag 21 juni 2024
Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Onontvankelijk beroep
- Onderwerp van het beroep en rechtspleging
Het beroep strekt tot gedeeltelijke vernietiging van de artikelen 2,18, 23 en 27 van de wet van 21 juni 2006 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de balie en de tuchtprocedure voor haar leden. - In rechte
Uitgaande van de overtuiging dat het tuchtrecht hoort bij het kwaliteitsbeleid van een vertrouwensberoep, is de wetgever van mening dat het tuchtrecht ten dienste moet staan van het algemeen belang in die zin dat het een behoorlijke uitoefening van het advocatenberoep moet waarborgen.
Het Hof is niet bevoegd om wettelijke normen rechtstreeks te toetsen aan algemene beginselen, noch aan verdragsbepalingen.
Het eerste en het tweede middel, die enkel zijn afgeleid uit een schending van de beginselen van rechtszekerheid, van behoorlijk bestuur en van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechterlijke instantie en uit een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, zijn niet ontvankelijk.
Het derde en vierde middel, die uit een schending van de artikelen 10,11 en 23 van de Grondwet zijn afgeleid, zetten niet uiteen in welk opzicht die bepalingen zouden zijn geschonden. De loutere vermelding dat deze bepalingen niet bestaan voor de andere vrije beroepen, volstaat niet opdat het Hof een discriminatie of schending van een van de bij artikel 23 van de Grondwet gewaarborgde rechten kan vaststellen.
Het derde en vierde middel zijn niet ontvankelijk.
Het beroep is niet ontvankelijk.
Het Hof verwerpt het beroep.