Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Vrij verkeer van advocaten - Hof van Justitie veroordeelt Luxemburg
In een arrest van 19 september 2006 veroordeelt het Hof van Justitie het Groothertogdom Luxemburg wegens schending van het vrije vestigingsrecht van advocaten binnen de Europese Unie.
Rolnummer: C-193/05
De vrije vestiging van advocaten binnen de Europese Unie wordt gewaarborgd door de Richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998, de zogenaamde Vestigingsrichtlijn Advocaten.
Het uitgangspunt van die richtlijn is de wederzijdse erkenning door de EU-lidstaten van de buitenlandse advocaat als advocaat: elke EU-advocaat heeft het recht om onder zijn oorspronkelijke beroepstitel (home-title) op permanente wijze in elke andere lidstaat het beroep van advocaat uit te oefenen, onverminderd enkele uitzonderingen.
Om van dat recht gebruik te maken, dient te advocaat zich in te schrijven bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst. Hij moet hiertoe een verklaring van inschrijving als advocaat bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst overleggen.
Het Groothertogdom Luxemburg had de inschrijving van advocaten uit de andere lidstaten van de Europese Unie bij één van de Ordes van advocaten afhankelijk gemaakt van de volgende door de Europese Commissie betwiste voorwaarden:
1) een voorafgaande toetsing van de talenkennis;
2) de verplichting om elk jaar aan de Orde van advocaten een verklaring van inschrijving bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst over te leggen.
Het Hof van Justitie veroordeelt het Groothertogdom Luxemburg voor de hierboven aangehaalde voorwaarden en beperkingen.
Het Hof van Justitie poneert dat de overlegging aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst van een verklaring van inschrijving bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, als enige voorwaarde geldt voor de inschrijving van de EU-advocaat die onder zijn oorspronkelijke beroepstitel als advocaat werkzaam wil zijn.
De Vestigingsrichtlijn Advocaten bepaalt niet dat de ontvangende lidstaat die inschrijving afhankelijk mag maken van een voorafgaande toetsing van de talenkennis . De bescherming van de rechtsonderhorige en van een goede rechtsbedeling worden gewaarborgd door de mogelijkheid die de lidstaten hebben op basis van de Vestigingsrichtlijn Advocaten de onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzame advocaat in werkzaamheden die met de vertegenwoordiging en de verdediging in rechte van een cliënt verband houden, te verplichten samen te werken met een 'plaatselijke' advocaat. Bovendien behoort tot de beroepsregels van advocaten geen zaken te behandelen waarvoor hij niet de nodige bekwaamheid, bijvoorbeeld door een gebrek aan talenkennis, bezit.
De verplichting voor de advocaat om jaarlijks een verklaring van inschrijving bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst over te leggen , vindt evenmin genade bij het Hof van Justitie.
De controle of de advocaat de voorwaarde van inschrijving bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst blijft naleven, wordt immers gewaarborgd door de verplichting die de Vestigingsrichtlijn Advocaten aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst oplegt om nauw met elkaar samen te werken en bijstand te verlenen. Die verplichting maakt het de Luxemburgse Ordes van advocaten mogelijk zich ervan te vergewissen of de advocaat zijn inschrijving bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst blijft naleven. De opgelegde formaliteit is dan ook een administratieve maatregel die onevenredig is aan het nagestreefde doel en vindt geen rechtvaardiging in de bepaling van de Vestigingsrichtlijn.