Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Vormt het eventueel niet-actueel karakter van een uitvoerbare titel een hinderpaal met betrekking tot de exequaturverlening?
Een Finse bank leent een bedrag aan Arilco Opportune, een vennootschap naar Belgisch recht. Arilco Opportune leent dat bedrag aan haar Nederlandse dochteronderneming Arilco Holland. Vervolgens heeft Arilco Holland dat bedrag aan andere vennootschappen naar Nederlands recht overgedragen, waaronder Prism Investments. De rechtbank van koophandel van Brussel veroordeelt Arilco Opportune tot betaling aan de Finse bank van het geleende bedrag. Arilco Opportune vecht die uitspraak aan bij het hof van beroep van Brussel. In die laatste procedure heeft Arilco Holland incidenteel beroep ingesteld, onder meer om Prism Investments te horen veroordelen tot terugbetaling van het geleende bedrag. Het hof van beroep willigt dit laatste verzoek in. Bij vonnis van de rechtbank van ’s-Hertogenbosch wordt Arilco Holland echter in staat van faillissement verklaard. De faillissementscurator verzoekt de voorzieningenrechter op grond van artikel 38 van de Europese verordening nr. 44/2001 het arrest van het hof van beroep van Brussel uitvoerbaar te verklaren met betrekking tot de veroordeling van Prism Investiments. Dat verzoek wordt toegewezen. ...
Rolnummer: C-139/10
Prism Investments vecht die uitvoerbaarverklaring aan en betoogt daarbij dat aan de Belgische beslissing reeds in België uitvoering was gegeven. De rechter heeft geen oor naar dat argument en stelt dat een verklaring van uitvoerbaarheid op grond van artikel 45 van verordening nr. 44/2001 slechts op basis van een in de artikels 34 en 35 van die verordening genoemde grond kan worden ingetrokken. Het verweer dat aan de betrokken verplichtingen werd voldaan zou niet in het raam van de exequaturprocedure aan bod kunnen komen, maar pas in het stadium van de concrete tenuitvoerlegging zelf. Prism Investments vecht dat aan voor de Hoge Raad der Nederlanden en stelt dat de uitvoerbaarverklaring in strijd is met de openbare orde nu de betrokken veroordeling al in België werd uitgevoerd.
De Hoge Raad oordeelt dat het verweer (dat reeds voldaan is aan de beslissing) niet valt onder de weigeringsgrond betreffende de openbare orde, maar stelt de (prejudiciële) vraag of de Europese verordening nr. 44/2001 toelaat de verklaring van uitvoerbaarheid te weigeren of in te trekken op grond van een andere dan in de artikels 34 en 35 van de verordening genoemde gronden.
Het Hof van Justitie wijst eerst en vooral op het Europees wederzijds vertrouwen waarop een snelle en doeltreffende exequaturprocedure berust. Daarom werd voorzien in een beperkte eenvoudige formele controle met het oog op het verkrijgen van de uitvoerbaarverklaring van de titel.
In een eerste fase van de procedure gaat de aangezochte staat alleen na of bepaalde formaliteiten voor de afgifte van de verklaring van uitvoerbaarheid vervuld zijn, zonder een onderzoek te kunnen instellen naar de elementen van de zaak zelf. Wanneer achteraf de uitvoerbaarverklaring van de beslissing wordt aangevochten, kunnen enkel de in de artikels 34 en 35 vermelde redenen aangevoerd worden; het gaat hier om een uitputtende lijst.
Het Hof duidt ook op het feit dat de beweerde voldoening van de vordering door de faillissementscurator uitvoerig werd bestreden, waardoor de vraag naar de actualiteit van de titel sowieso niet snel en gemakkelijk beantwoord had kunnen worden.
Verder stelt het Hof dat de (beweerde) concrete uitvoering van een rechterlijke beslissing die beslissing geenszins haar uitvoerbaar karakter ontneemt. Zo’n verweergrond kan alleen onderzocht worden door de eigenlijke executierechter eens de beslissing in de rechtsorde van de aangezochte lidstaat is opgenomen.
Het Hof van Justitie besluit dus dat de Europese verordening nr. 44/2001 eraan in de weg staat dat de rechter een exequaturverklaring weigert of intrekt op een andere grond dan de in de artikels 34 en 35 van die verordening genoemde gronden (zoals de grond dat die beslissing in de lidstaat van herkomst is uitgevoerd).