Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Verjaring vordering erelonen van advocaten
De rechtspraak was sedert geruime tijd verdeeld over de vraag of de vijfjarige verjaring van de vordering van de kosten en erelonen van advocaten (artikel 2276bis , § 2 B.W.) een kwijtende dan wel een bevrijdende verjaring is. Op 24 januari 2008 heeft het Hof van Cassatie hierover duidelijkheid geschapen.
Het Hof bepaalde dat de aard van de schuldvordering, die in de regel schriftelijk wordt vastgelegd en niet onmiddellijk wordt voldaan, verhindert dat de bedoelde vijfjarige verjaringstermijn een kwijtende verjaringstermijn is. Daarnaast oordeelde het Hof dat de wetgever in artikel 2276bis , § 2 B.W. een evenwicht heeft beoogd tussen de vijfjarige termijnen betreffende enerzijds de beroepsaansprakelijkheid van de advocaat en de bewaring van de stukken (§ 1) en anderzijds de schuldvordering van de advocaten tot betaling van kosten en ereloon (§ 2).
Het Hof van Cassatie besluit dat de vijfjarige verjaringstermijn voor de vordering van kosten en erelonen van advocaten moet worden beschouwd als een bevrijdende verjaringstermijn.