Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Verhoor door onderzoeksrechter: geen inzage strafdossier, wel overleg met advocaat
In het arrest A.T. tegen Luxemburg van 9 april 2015 beslist het EHRM dat artikel 6 EVRM geen inzage in het strafdossier verlangt vooraleer de verdachte door de onderzoeksrechter wordt verhoord. Het EHRM vereist wel dat de verdachte voor dat belangrijke verhoor met zijn advocaat kan overleggen zodat die advocaat hem effectief kan bijstaan.
Rolnummer: 30460/13
In de zaak A.T. wordt een Britse verdachte van een verkrachting uitgeleverd op basis van een Europees aanhoudingsbevel en in het Groothertogdom Luxemburg door de politie verhoord zonder bijstand van een advocaat. De ochtend daarna wordt hij opnieuw verhoord door de onderzoeksrechter, nu wel in aanwezigheid van een advocaat. In beide verhoren ontkent hij de verkrachting. Zijn “steeds wisselende” verklaringen worden ongeloofwaardig bevonden en hij wordt uiteindelijk veroordeeld (o.m. op basis van de verklaring van het slachtoffer). A.T. stapte daarop naar het EHRM omdat hij zijn recht op bijstand van een advocaat geschonden acht.
Ontkenningen kunnen ook aanleiding geven tot schending van het recht op een eerlijk proces
Het EHRM buigt zich eerst over de vraag of het politieverhoor zonder bijstand van een advocaat een schending uitmaakt van artikel 6 EVRM. Het Hof stelt vast dat in 2009 het Luxemburgse strafprocesrecht geen recht op bijstand van een advocaat kende voor verhoren in een vooronderzoek waarin de Luxemburgse onderzoeksrechter zelf een Europees aanhoudingsbevel uitvaardigde. Die systematische beperking van het recht op bijstand leidt dan ook tot een schending van artikel 6 EVRM, zeker omdat zijn - weliswaar ontkennende - verklaringen in de bewijsbeoordeling werden betrokken.
Geen inzage in het strafdossier vereist voor het eerste verhoor door de onderzoeksrechter
Vervolgens claimt A.T. dat hij geen effectief recht op bijstand van een advocaat bij het verhoor door de onderzoeksrechter had, omdat hij voor het verhoor geen inzage in het strafdossier kreeg en omdat hij noch voor, noch tijdens het verhoor kon overleggen met zijn advocaat. Het EHRM vindt het vooreerst niet onevenredig dat verdachten voor het verhoor door de onderzoeksrechter inzage in het strafdossier wordt ontzegd om de effectiviteit van het onderzoek (vermijden gefabriceerde verklaringen) te beschermen. De verdachte heeft na dat verhoor immers wel een inzagerecht en hij kan gedurende het hele strafproces vrij kiezen hoe hij zich verdedigt, zodat het EHRM hier geen schending van artikel 6 EVRM in ziet.
En in België?
Ook in België bestaat geen automatisch inzagerecht voor het verhoor door de onderzoeksrechter (Cass. 28 mei 2014, Rev.dr.pén. 2014, 971). Een automatisch recht op inzage bestaat pas wanneer de aanhouding door de raadkamer wordt beoordeeld (artikel 21-22 Wet Voorlopige Hechtenis). Er anders over oordelen zou het verhoor te veel kunnen bemoeilijken omdat de onderzoekers dan ineens hun troeven op tafel moeten gooien, zodat het redelijk is dat de verdachte en zijn advocaat in die beginfase van het onderzoek enkel een beknopte mededeling van de feiten krijgen om samen de verdediging voor te bereiden (GwH 14 februari 2013, nr. 7/2013). Volledige inzage in het strafdossier is vooral later aan de orde om de rechtmatigheid van de aanhouding te kunnen controleren (cfr. artikel 7 van de Europese Informatierichtlijn) en om tegenspraak te kunnen voeren over de grond van de zaak (wat ook al tijdens het vooronderzoek kan, zodat een inzagerecht in het vervolg van het onderzoek wel cruciaal is voor een effectieve verdediging).
Eist het EHRM een overleg met de advocaat voor het verhoor door de onderzoeksrechter?
Het EHRM ziet wél een schending van artikel 6 EVRM in het feit dat de verdachte niet met zijn advocaat kon overleggen voor of tijdens het verhoor door de onderzoeksrechter. Het EHRM hecht veel belang aan dat verhoor, waar er cruciale gegevensuitwisseling kan plaatsvinden, zodat enkel aanwezigheid zonder overlegmogelijkheid niet volstaat. Dat geldt “d’autant plus” omdat de verdachte bij het eerdere politieverhoor ook geen bijstand genoot.
En in België?
Ook in België heeft de verdachte die voor de onderzoeksrechter wordt voorgeleid voor verhoor, in de zin van artikel 16 Wet Voorlopige Hechtenis, geen recht op voorafgaandelijk overleg (noch op bijkomend overleg tijdens het verhoor). De vraag rijst dan ook of dat te verzoenen valt met het hier besproken arrest omdat het EHRM uitdrukkelijk verwijst naar de vaststelling dat de verdachte ook eerder geen overleg met de advocaat kon voeren. Dat is in België wel het geval voor het eerste politieverhoor na de vrijheidsberoving, al mag dat overleg maar 30 minuten duren. Het verhoor voor de onderzoeksrechter heeft bovendien een compleet andere finaliteit dan een politieverhoor aangezien de beslissing tot het afleveren van een aanhoudingsbevel centraal staat. Dat vergt een heel andere processtrategie, wat een zekere mate van advies en overleg tussen verdachte en advocaat met betrekking tot dat verhoor lijkt te vereisen, wil men artikel 6 EVRM – en binnenkort ook het recht op toegang tot een advocaat voor het verhoor van artikel 3 van de Salduzbisrichtlijn 2013/48/EU - “praktisch en effectief” waarborgen.