Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Verhaalbaarheid erelonen
Het Grondwettelijk Hof deed op 1 september 2009 uitspraak inzake de prejudiciële vraag over de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat.
Het Hof diende te onderzoeken of de wet betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen een schending inhoudt in zoverre zij niet voorziet in het recht voor de gemachtigde ambtenaar van het bestuur van stedenbouw en ruimtelijke ordening die handelt op grond van artikel 155 van het WWROSP (Waalse wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium), om een rechtsplegingsvergoeding te eisen ten laste van de beklaagde en de burgerrechtelijk aansprakelijke personen die strafrechtelijk zijn veroordeeld.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Het Hof wijst op het nieuw ingevoegde artikel 169bis van het wetboek van strafvordering dat het beginsel van de verhaalbaarheid uitbreidt tot strafzaken maar dit meteen ook beperkt tot de verhoudingen tussen de beklaagde en de burgerlijke partij. Wanneer de strafvordering op gang wordt gebracht door het openbaar ministerie of een onderzoeksgerecht dat de inverdenkinggestelde verwijst naar een vonnisgerecht, is geen enkele rechtsplegingsvergoeding verschuldigd.
Het Hof haalt de parlementaire voorbereidingen van de wet van 21 april 2007 aan om duidelijk te maken dat de wetgever bewust heeft beslist dat de verhaalbaarheid niet zou gelden in de verhouding tussen de beklaagde en de Staat, die is vertegenwoordigd door het openbaar ministerie.
Vermits het hier gaat om een vordering die met toepassing van artikel 155 van het WWROSP wordt ingesteld door de gemachtigde ambtenaar om het algemeen belang te dienen, heeft het in het geding zijnde herstel niets te maken met de schade die door bepaalde personen wordt geleden. De gemachtigde ambtenaar vordert geen eigen schadevergoeding en zijn functie kan dus vergeleken worden met de rol van het openbaar ministerie waartoe de regeling van de verhaalbaarheid niet werd uitgebreid.
Het Hof beantwoordt de prejudiciële vraag bijgevolg ontkennend en besluit dat er geen schending is.