Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rolnummer: C.05.0527.N/1
In het bestreden arrest oordeelde het hof van beroep te Brussel dat een curator overeenkomstig artikel 46 van de Faillissementswet een pachtovereenkomst kan beëindigen als het beheer van de boedel dit vereist. Het hof van beroep stelde vast dat de curator de pachtovereenkomst beëindigde in het belang van de boedel. Hij liet evenwel na dit verder te motiveren. Volgens het hof zou het bestaan van pachtovereenkomsten een substantiële negatieve weerslag hebben op de prijs die voor de landbouwgronden zou worden geboden.
Het Hof van Cassatie volgt de bodemrechter deels en oordeelt dat wanneer het voor het beheer van de boedel noodzakelijk is – dat is wanneer de voortzetting van de overeenkomst gesloten door de gefailleerde de vereffening van de boedel belet of abnormaal bezwaart – de curator krachtens artikel 46 van de Faillissementswet een einde kan maken aan de lopende overeenkomst, zelfs wanneer door die overeenkomst rechten worden verleend die aan de boedel tegenwerpelijk zijn.
Het loutere feit dat de goederen door de pachtovereenkomst een mindere verkoopwaarde hebben, verhindert op zich niet de normale afwikkeling van het faillissement.
Het Hof van Cassatie oordeelt dat de curator moet bewijzen dat de beëindiging van de overeenkomst noodzakelijk is voor het beheer van de boedel. In casu stelde het hof van beroep de curator vrij van deze bewijslast.
Het arrest is vernieuwend omdat voordien de curator overeenkomstig artikel 46 van de Faillissementswet slechts kon beslissen om lopende overeenkomsten niet verder te zetten. Hij moest de voorziene opzegtermijnen respecteren en desgevallend schadevergoeding betalen.