vrijdag 21 juni 2024
Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Toestemmingsweigering tot adoptie
Het Hof kreeg een vraag over de grondwettigheid van art. 348-3 en 348-11 BW.
Merve Köse
Jurist deontologie
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
Jurist deontologie
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Rolnummer: 5252
Het Hof kreeg een vraag over de grondwettigheid van art. 348-3 en 348-11 BW in volgende hypothese:
- de juridische moeder van het kind weigert haar toestemming te verlenen tot de adoptie van dat kind door een vrouw met wie de moeder gehuwd was op het ogenblik van de geboorte van het kind en van de indiening van het verzoek tot adoptie en die met haar een overeenkomst had ondertekend conform art. 7 MBV-wet;
- de meemoeder heeft de in art. 346-2 BW bedoelde adoptievoorbereiding gevolgd;
- sinds de scheiding van de echtgenotes bestaat er een daadwerkelijke familiale band met het kind en deze blijft bestaan.
Volgens het Hof schenden art. 348-3 en 348-11 BW de art. 10, 11, 22 en 22bis Gw. (jo. art. 8 en 14 EVRM), in zoverre de rechter die de adoptie moet uitspreken de toestemmingsweigering van de moeder enkel naast zich neer kan leggen, indien zij zich niet meer om het kind heeft bekommerd of de gezondheid, de veiligheid of de zedelijkheid van het kind in het gedrang heeft gebracht.