Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Strafrechtelijke aansprakelijkheid van de overheid
Het Arbitragehof heeft zich in een arrest van 21 februari 2007 uitgesproken over de strafrechtelijke aansprakelijkheid van publiekrechtelijke rechtspersonen.
De correctionele rechtbank van Hasselt vroeg in een prejudiciële vraag of artikel 5, lid 4 Sw. het gelijkheidsbeginsel schendt doordat de daarin opgenomen publiekrechtelijke rechtspersonen niet strafrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld, terwijl die uitzondering niet geldt voor de wateringen, zoals geregeld in de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen.
Rolnummer: 3980
Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat publiekrechtelijke rechtspersonen in principe strafrechtelijk verantwoordelijk zijn. Alleen publiekrechtelijke rechtspersonen die een rechtstreeks, democratisch verkozen orgaan hebben vormen hierop een uitzondering.
Het Hof oordeelde dat het verschil in behandeling van rechtspersonen naargelang zij al dan niet een democratisch verkozen orgaan hebben, berust op een pertinent criterium.
De publiekrechtelijke rechtspersonen opgesomd in artikel 5, lid 4 Sw. (zoals de federale staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de gemeenten, …) zijn hoofdzakelijk belast met een essentiële politieke opdracht, zij hebben democratisch verkozen vergaderingen en zij hebben organen die aan een politieke controle onderworpen zijn. De wetgever kon volgens het Arbitragehof vrezen dat, indien die rechtspersonen strafrechtelijk aansprakelijk zouden zijn, er klachten zouden worden ingediend waarvan het werkelijke doel zou zijn via strafrechtelijke weg politieke strijd te voeren.
De taak van de wateringen (die ook publiekrechtelijke rechtspersonen zijn), zoals bedoeld in de wet van 5 juli 1956, bestaat voornamelijk in het ontwikkelen, beheren en herstellen van watersystemen.
Hoewel de organen van de wateringen een aantal kenmerken van democratisch verkozen organen vertonen, is het democratisch gehalte ervan verschillend van dat van de organen van de publiekrechtelijke rechtspersonen opgesomd in artikel 5, lid 4 Sw.
Zo wordt de samenstelling van de algemene vergadering van een watering niet bepaald door verkiezingen waar burgers hun mening kunnen geven over het beleid. Er bestaat volgens het Hof dan ook geen risico dat klachten zouden ingediend worden waarvan het werkelijke doel zou zijn via strafrechtelijke weg politieke strijd te voeren.
Het Arbitragehof besluit dat de vermelde verschillen verantwoorden dat de wateringen niet worden uitgesloten van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen.