Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Schending van het recht op een eerlijk proces
Op 27 november 2008 veroordeelde de Grand Chamber van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de Turkse staat tot een schadevergoeding ingevolge schending van het recht op een eerlijk proces.
Rolnummer: 36391/02
De minderjarige Yusuf Salduz werd gearresteerd op verdenking van deelname aan een onwettige betoging ter ondersteuning van de illegale organisatie PKK. Ook werd hij beschuldigd van het ophangen van een illegale spandoek. De dag na zijn arrestatie verhoorde de antiterrorisme eenheid Salduz in afwezigheid van een advocaat. Hij ondertekende een formulier waarbij hij bevestigde zijn rechten als gearresteerde te kennen en gewezen werd op het zwijgrecht dat hij kan inroepen. Tijdens dit verhoor bekende Salduz de hem ten laste gelegde feiten. De dag hierna werd Salduz voorgeleid voor de openbare aanklager en de onderzoeksrechter. Salduz trok zijn eerder afgelegde verklaringen in en stelde tijdens het politieverhoor onder dwang gezet geweest te zijn en bovendien het slachtoffer te zijn geweest van fysiek geweld door de politieambtenaren. De State Security Court, en later bevestigd in beroep, veroordeelde Salduz tot een gevangenisstraf.
Voor het EHRM werpt Salduz op dat artikel 6 EVRM geschonden is omdat het schriftelijk advies van de openbare aanklager niet werd overgemaakt aan hem alsook omdat de toegang tot een advocaat tijdens zijn gevangenschap niet werd toegelaten en de veroordeling gebaseerd werd op de toen afgelegde verklaringen à charge.
Wat betreft het niet mededelen van het geschreven advies van de openbaar aanklager komt het Hof snel tot het besluit dat het principe van hoor en wederhoor, vervat in artikel 6 §1 EVRM is geschonden.
Inzake de toegang tot een raadsman stelt het EHRM dat dit mogelijk moet worden gemaakt vanaf de aanvankelijke fase van het politieverhoor. Beperkingen op de toegang tot een raadsman zijn enkel mogelijk indien ze - in het licht van de specifieke omstandigheden van elke zaak afzonderlijk - gerechtvaardigd worden door dwingende redenen. Voorts mogen de beperkingen geen afbreuk doen aan de rechten van verdediging. Het EHRM besluit dat die onherstelbaar zijn aangetast indien verklaringen afgelegd op het ogenblik dat geen toegang tot een raadsman bestond, zoals in casu, gebruikt worden als bewijs.