Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Rechtspraak-advocatuur Relatieve nietigheid schending taalwet leidt tot ongewenste resultaten
De wet van 25 mei 2018 (Potpourri VI) schafte de absolute nietigheidssanctie af voor schendingen van de taalwet in gerechtszaken. Voortaan kan bij een schending van de taalwet enkel tot nietigheid worden besloten als er belangenschade kan worden aangetoond in hoofde van de partij die de nietigheid bij aanvang van het geschil opwerpt. Dat leidde tot ongewenste resultaten, onder andere voor de Franstalige familierechtbank in Brussel.
Rolnummer: onbekend
De wet van 25 mei 2018 (Potpourri VI) schafte de absolute nietigheidssanctie af voor schendingen van de taalwet in gerechtszaken. Voortaan kan bij een schending van de taalwet enkel tot nietigheid worden besloten als er belangenschade kan worden aangetoond in hoofde van de partij die de nietigheid bij aanvang van het geschil opwerpt. Dat leidde tot ongewenste resultaten, onder andere voor de Franstalige familierechtbank in Brussel.
De feiten
Een man, met woonplaats in het Nederlands taalgebied, werd door zijn ex, die eveneens in het Nederlands taalgebied woont, in het Frans gedagvaard voor de Franstalige familierechtbank in Brussel omwille van een geschil over de onderhoudsverplichtingen van hun minderjarige kind.
De man wierp de nietigheid van de Franstalige dagvaarding op en, ondergeschikt, de territoriale onbevoegdheid. Het feit dat hij in het Nederlandse taalgebied woont, dat alle relevante stukken in het Nederlands zijn opgesteld, dat het kind in het Nederlands naar school gaat in het Nederlandse taalgebied, en dat de correspondentie die voorafgaand aan de procedure is gevoerd ook in het Nederlands was opgesteld, voert hij aan als voornaamste argumenten voor een schending van artikel 4 §1 van de taalwet gerechtszaken.
Dat artikel bepaalt immers dat de gedinginleidende akte in het Nederlands moet worden opgesteld indien de verweerder in het Nederlandse taalgebied woont. Ook het geding zelf moet vervolgens in de taal van de gedinginleidende akte worden gevoerd, tenzij er een taalwijziging zou worden gevraagd.
Aangezien artikel 5 van de wet van 25 mei 2018 de taalwet echter zo heeft gewijzigd dat de nietigheden gelden onverminderd de toepassing van de artikelen 794, 861 en 864 van het Gerechtelijk Wetboek, oordeelde de Franstalige rechtbank in Brussel dat de verweerder niet in afdoende mate heeft aangetoond dat zijn belangen zijn geschonden door de inbreuk tegen artikel 4 §1 van de taalwet. Bijgevolg werd de Franstalige dagvaarding door de rechtbank als geldig beschouwd. Het vonnis is evenwel nog niet definitief.
Wetsvoorstel tot wijziging van de taalwet
Op 20 maart 2019 werd, met dergelijke problematiek in het achterhoofd, een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken. Het voorstel wil de absolute nietigheid als sanctie voor het schenden van de wettelijke taalvereisten in gerechtszaken herstellen om dergelijke ongewenste resultaten te vermijden. Het voorstel werd op 28 maart 2019 in de parlementaire vergadering aangehaald, maar is tot op heden nog niet goedgekeurd.
Respect voor de taalwetgeving
In het licht van de (potentiële) problemen in de praktijk, vraagt de OVB met aandrang om de taalwetgeving, resultaat van moeizaam bereikte compromissen in het verleden, te blijven respecteren, ook en vooral in het gerechtelijk arrondissement Brussel. De OVB blijft de problematiek dan ook verder op de voet volgen.